Wel of niet naar de Mandir?

Op de laatste avond van het Navratri festival was ik aanwezig bij een druk bezochte dienst in een mandir in Amsterdam. Daar sprak ik een meisje die vertelde dat ze eigenlijk nooit naar de mandir gaat. Ze was er die avond min of meer per toeval, maar toen we aan de praat raakten, merkte ik al gauw dat ze zich als het ware ‘verontschuldigde’ voor het feit dat ze nooit in een mandir kwam. Ze legde uit dat ze dit nooit heeft meegekregen van huis uit. Maar toch gaf ze aan een sterke behoefte te hebben om haar geloof en cultuur te kennen. “Eigenlijk zou ik vaker moeten komen, is het hier altijd zo druk?”

Het was bij deze vraag dat bij mij het besef doordrong dat ze inderdaad niet zoveel met het Hindoe geloof deed. Het Navratri festival wordt door de meeste Hindoes in Nederland wel gevierd, vooral op de laatste avond. Maar ze had werkelijk geen flauw benul dat dit de reden was dat er die avond zo een drukte was in de mandir.

Eigenlijk was dit gesprekje met haar best kenmerkend voor de perceptie die de meeste mensen blijken te hebben van de mandir en het regelmatig bezoeken daarvan. Dit werd bevestigd toen ik met het team van Chatney de straat op ging om mensen te vragen of zij wel of niet naar de mandir gaan. Het lijkt bijna alsof dit een soort maatstaf is die aangeeft of je een goede Hindoe bent. De mensen die aangeven dat ze nooit naar een mandir gaan, hebben vaak ook niks met het geloof. En als ze zich wel bezighouden met het geloof, verontschuldigen ze zich als het ware voor het feit dat ze niet gaan. “Ik heb het te druk” of “Ik doe thuis al genoeg aan het geloof” zijn veel gehoorde ‘excuses’.

Maar waar komt dit eigenlijk vandaan? Waarom zou je jezelf moeten verontschuldigen als je nooit naar de mandir gaat? Ben je daadwerkelijk een slechte Hindoe als je niet gaat? Onze prachtige Hindoe filosofie geeft ook op deze vraag, net als op elke andere vraag, een antwoord. Mensen gaan naar de mandir om het Goddelijke te ervaren, ze willen zich dichterbij God voelen.

Ik ben erachter gekomen dat mandirs van oorsprong op heilige plaatsen werden gebouwd. Dus bijvoorbeeld waar een gedaante van God was verschenen of waar een heilige woonde. Op dit soort plekken werd de aanwezigheid van God vele malen sterker gevoeld. Dit is vandaag de dag eigenlijk nog steeds van toepassing. In de mandir heerst er een saamhorigheidsgevoel dat mensen niet alleen dichter tot elkaar brengt en de onderlinge verschillen doet verdwijnen, maar ook een gevoel dat de mensen, direct, dichter tot God brengt.

Het is deze sfeer die ervoor zorgt dat de connectie met het Goddelijke sneller wordt gemaakt. Maar het is natuurlijk niet zo dat dit alleen mogelijk is in een mandir. De Hindoe filosofie verkondigt dat God overal aanwezig is, in alles en iedereen. In principe hoef je dus niet naar een mandir, God is immers in alles en iedereen vertegenwoordigd, ook in jezelf.

Dat is natuurlijk een prachtige gedachtegang, maar het is niet zo simpel als dat het klinkt. Om dat Goddelijke aspect in alles en iedereen terug te kunnen vinden, heb je een ‘getraind oog’ nodig. Met andere woorden, veel meditatie en zelfinzicht is ervoor vereist om je geestelijke gesteldheid op een dergelijke ‘frequentie’ af te stemmen dat je daadwerkelijk in alles het Goddelijke kunt terugzien.

Dat dit in de praktijk soms lastig valt toe te passen, mag duidelijk worden wanneer je bijvoorbeeld denkt aan die verschrikkelijke persoon waar je nu net zo een hekel aan hebt. Ook in hem of haar is het Goddelijke aanwezig, alleen is dat misschien wat moeilijker, zo niet onmogelijk, om je voor te stellen.

Omdat wij mensen met al onze beperkingen nu eenmaal onderworpen en in zekere zin, overgeleverd zijn aan allerlei emoties die onze geest beïnvloeden, is een moment van bezinning helemaal zo gek nog niet. Gewoon even los van alle hectische, dagelijkse omstandigheden en afleidingen, een moment voor jezelf waar je in alle rust toenadering tot het Goddelijke kan zoeken. Dit is waar de mandir om de hoek komt kijken. Natuurlijk zou je in principe overal een mandir kunnen hebben, zelfs in je hart. Maar weet wel dat het enorm veel discipline en spiritueel inzicht vergt om zelfstandig de connectie met het Goddelijke te maken.

In de mandir is al het ‘voorwerk’ al voor je gedaan: je hoeft niet urenlang te mediteren op een berg, afgezonderd van de bewoonde wereld. Nee, de kracht van alle gelijkgestemden die daar aanwezig zijn en de positieve energie, creëren een atmosfeer die het geheel faciliteren. Je ervaart het al bij het betreden van de mandir, ook al heb je in het dagelijkse leven niks met het geloof te maken.

“Je voelt je wel beter ja, als je van de mandir komt, ik weet niet precies wat het is.” Zo omschreef het meisje dat ik op die laatste avond van Navratri in de mandir sprak het gevoel dat het haar gaf. Zonder ook maar enig besef te hebben dat er zo een bijzonder en heilig festival werd afgerond die avond, kreeg ze toch het positieve gevoel met zich mee.

Monique Badloe, 23 april 2012

Delen via: