Onthechting is een belangrijk thema in alle spirituele tradities. De bedoeling is los te komen van de buitenwereld, om zo meer tijd en ruimte te vinden voor je innerlijke wereld. Maar om dat goed te doen is een kunst, de echte levenskunst. Dat heb ik ook in mijn eigen leven ervaren. Mijn leven als monnik in een christelijk klooster was onthecht, uiterlijk los van alles wat begeerte of afweer kon oproepen. En toch was het moeilijk innerlijke vrede en vreugde te vinden. Die werd pas gevonden tijdens een bezoek aan India.
“Onthecht je aan alle dingen om je heen, aan je relaties, aan alles wat je lief is. Alleen dan kun je loskomen van de wereld , de smaak van het goddelijke vinden en de wereld in liefde dienen.” Dit waren de woorden van de novicemeester van het christelijke klooster waar ik op jonge leeftijd intrad. Daarmee begon een leven in ascetische afzondering, waarin ik afstand deed van de normale behoeften van een mens: behoefte aan slaap, lekker eten en drinken, geld, bezit, status, seksualiteit, eigen wil. Noem maar op. Ik deed afstand van alle dingen die me aan deze aarde zouden kunnen binden.
Aanvankelijk bracht dit loslaten een intens gevoel van bevrijding. Alsof je in een luchtballon rechtstreeks naar de hemel opsteeg. Maar na een tijdje kwamen oude patronen en verlangens terug en wilde je weer terug naar de aarde waar je toch je wortels had. Dat werd echter beschouwd als een valse verlokking en je leerde voortdurend nog meer ballast overboord te gooien. Tot ook dat niet meer hielp.
Crisis
Ik begon me af te vragen of ik wel op de goede weg was. Hoe lang zou het nog duren voor ik werkelijk thuis kwam? Een heel leven? Dat was voor mij te lang. Er moest ook tijdens dit leven innerlijke vrijheid, vrede en vreugde mogelijk zijn. Niet alleen als een voorbijgaand moment, maar als een blijvende staat.
Ik begon tot God te bidden. Maar God bleek ver weg. Diegenen met wie ik hierover sprak maakten me toen duidelijk dat ik me nog meer moest onthechten aan het uiterlijke. Maar klopte dit? Zou ik niet een andere weg moeten vinden?
Ik stortte mezelf in het werk en zette me in voor iedereen die me nodig had, maar dat hielp niet veel. Als het even rustig was, begon ik weer te piekeren. Het werd steeds rustiger en donkerder in me en om me heen. Had ik nog een plaats om te rusten? Ik herkende me maar al te goed in het lied van Huub Oosterhuis, ex-priester en dichter, Een mens te zijn op aarde: “De bomen hebben wortels, de bomen mogen stevig staan, maar mensen moeten verder gaan. De vossen hebben holen, maar mensen weten heg noch steg, zijn altijd naar hun huis op weg.”
Nieuwe wegen
Een vriend zei me op dag: “Je piekert zoveel. Dat haalt toch niets uit. Je hebt alleen maar pieker-ervaringen, geen echte piek-ervaring. Misschien moet je dat hoofd van je tot rust brengen en een meditatiecursus volgen. Dan leer je met je hart te zien. Dat voelde goed en ik vroeg mijn overste of ik dit mocht doen. Hij vond het een goed idee.”
Mediteren bleek anders dan bidden. Het bracht ontspanning en vrede. En ik begon te voelen dat dit mij gemakkelijk in mijn centrum bracht. Ik raakte er ge-aard door en begon weer van het leven te genieten. Af en toe kon ik zien hoe ik aan het denken was, hoe mijn gevoelens over iemand waren. En dat gebeurde zonder dat ik er een oordeel over had. Het verstoorde me niet. Ik kon daarna ook gemakkelijker mijn werk doen, projecten opzetten, mezelf inzetten voor een betere wereld. Zou dit mijn weg zijn?
Er waren ook aarzelingen. Mediteren ging gemakkelijk en bracht vrede zowel in mezelf als om me heen. Maar twijfel begon als een worm aan me te knagen. Waar was God nu gebleven in dit hele spel? Ik bad niet meer tot hem, zoals ik van te voren had gedaan. En zou ik niet verstrikt raken ‘in de dingen van de wereld’ en egoïstisch gaan leven?
In feite was ik bang de wortels van mijn christelijke traditie te verliezen. De oude patronen van een diepgelovig christen bleken dieper geworteld dan ik vermoed had. Ik moest een beslissing nemen.
Het was opnieuw een vriend die me het advies gaf een aantal weken te gaan mediteren. En dan in het land waar hierover al een lange traditie bestaat: India. Hij was juist teruggekomen van de ashram van Sri Ramana Maharshi in Tiruvannamalai en raadde me die aan. Dat leek me een goed idee en ik kreeg verlof zes weken te gaan mediteren.
Loskomen van je ego
Het bezoek aan de ashram veranderde mijn leven. Er vond een diepgaand zelfonderzoek plaats en er kwam helderheid op wezenlijke punten. In de gesprekken die ik voerde met anderen in de ashram werd me duidelijk waar mijn blinde vlek zat met betrekking tot ‘onthechting’.
Mijn idee van onthechting bleek tamelijk naïef. Het ging immers niet om onthechting aan uiterlijke dingen waar je je aan vast kunt klampen, want dan kon je er nog aan blijven denken of er naar verlangen. Het ging om het loskomen van degene die vastklampt: je ego, je persoonlijkheid, je denken en voelen. Zolang je je daarmee identificeert is er immers van werkelijke bevrijdende onthechting geen sprake. Je blijft dan geworteld in iets wat komt en gaat. Dat geldt voor een yogi aan de Ganges, die van zijn totale onthechting ook een geweldige egotrip kan maken. Maar ook voor een westerse monnik.
Het duurde even voor het tot me doordrong. Ik had mijn ‘ego’ nooit als zodanig gezien. Het is een grote stap voor een traditioneel christen om dit inzicht toe te laten in zijn eigen leven. Een traditioneel christen hecht er grote waarde aan hoe zijn persoonlijkheid er in Gods ogen uit ziet. Is zijn denken vroom en zijn gedrag godvruchtig?
God oordeelt immers over goed en kwaad en heeft in de Bijbelse geschriften duidelijk aangegeven welke criteria hij daarvoor aanlegt. En nu zouden deze criteria toch nog één obstakel, de identificatie met je ego, ongemoeid laten? Nu zou je na je dood niet meer bij God kunnen aankomen met de opmerking: “Ik ben die en die, u kent me wel. En kijk eens naar mijn goede daden. U heeft een beloning daarvoor beloofd en die zou ik nu graag ontvangen.” Inderdaad, deze gehechtheid aan het ego dat gestraft of beloond kan worden bleek mijn blinde vlek en zou moeten verdwijnen. Maar hoe?
God in je zelf vinden
Het antwoord bleek even onthutsend als eenvoudig: niet door er tegen te vechten, maar door het in liefde te zien zoals het is. Dat ‘zien’ was me in de meditaties al overkomen, maar daar had ik de diepte niet van gezien. Die werd me duidelijk in Tiruvannamalai.
Iemand gaf mij een tekst van Ramana waarin hij zegt: “Wie is God? Het waarnemen van je denken. Je denken wordt waargenomen door jezelf, je ziel. Dat heldere waarnemen is God.” Dat sloeg in! Dat werd herkend. Whaw! Het ego kon gezien worden als iets buiten mijn wezenlijke Ik en kon worden losgelaten als het ‘ik’ dat ik ben. De identificatie ermee was verbroken. De Waarnemer was God zelf, het werkelijke Ik. Het was een onbeschrijfelijke doorbraak. Dagen lang was er helder geluk. Het werd het begin van een intens proces, waarin ‘ik’ steeds meer geworteld raakte in dat wat niet voorbijgaat maar eeuwig IS.
In de jaren daarna heb ik herhaaldelijk mensen mogen ontmoeten die deze weg gegaan zijn. Als het over de waarheid gaat, is het Oosten een onuitputtelijke schat.
Ojas Th. de Ronde
Voor meer informatie: www.denieuwemens.eu