Lijden en het omgaan met de medemens, gezien vanuit het hindoeisme


alleen.jpgHet thema ‘lijden komt zelden aan de orde in het hindoeïsme, het is meer een gegeven uit de Christelijke levensbeschouwing in de gedachte van de lijdende Christus of de lijdende Kerk. In het Boeddhisme wordt het leven al gezien als een vorm van lijden. Daar worden dan ook oorzaken van het lijden genoemd en wegen aangegeven om zich van het lijden te ver­lossen. Hindoeïstisch gezien zijn dukha (lijden, ellende, ondergaan van smart) in het leven van de mens onlosmakelijk verbonden met sukha (plezierig leven, genot beleven, het gevoel van welbehagen hebben). Beide gemoedstoestanden vormen een eenheid, zoals dag en nacht, leven en dood met elkaar verbonden zijn. Zonder de ene is het bestaan van de andere niet voor te stellen.

De titel van dit stuk zou de indruk kunnen wekken dat er ten aanzien van het thema ‘lijden in de wereld alle Hindoes dezelfde mening zouden zijn toegedaan. Maar dat zou een onjuiste conclusie zijn. Ook ten aanzien van dit onderwerp zijn de meningen onder Hindoes verdeeld.


holi1(4).jpgDe ene Hindoe vindt dat sukha (genot) en dukha (lijden) ons geven wordt de Grote Gever (Ishvara, God) sukha aur dukha dātā ke deen hai – en een andere is van mening dat voor- en tegenspoed in het leven het resultaat is van het karma van de mens zelf.


Afgezien van dit meningsverschil, is het belangrijker na te gaan hoe de mens zich dient te gedragen in tijden van voor- of tegenspoed. Kijken wij wat het Bhagavad Gitā op dit thema te vertellen heeft, dan komen we terecht in de tweede helft van hoofdstuk 12 van het boek.


Wie vriend noch vijand, lof en blaam, lief en leed, hitte en kou gelijk beschouwd, zich aan niets hecht, waardering en verwijt als gelijk aanvaardt, niet klaagt en tevreden blijft wat er ook gebeurt, heb ik lief (Bg.XII:18/19), sprak Sri Krishna tot Arjuna.


Standvastigheid, evenwichtigheid, gelijkmoedigheid en niet klagen worden in het hindoeïsme. Dus als goede deugden gezien Zouden deze deugden er ook toe hebben bijgedragen dat in het hindoeïsme het thema ‘lijden weinig ter sprake komt? Soms wordt in gezinnen zelfs het bestaan van een gehandicapt kind stil gehouden onder het mom van karma, de eigen schuld! Maar deze gedachte en houding gaan in tegen de gedachte in het hindoeïsme dat alles en allen dezelfde oorsprong heeft en dat de gehele mensheid tot dezelfde familie behoort. De Mahā Upanishad zegt hierover het volgende:


ayam nija paro vetti gaņnā laghucetasā
udāracaritānām tu vasudhaivakutumbhkam.

Zij die beperkt blijven tot hun eigen groep en in termen van ik en jij denken, zien niet ver; degenen die deze beperkingen zijn overstegen, zijn groot van ziel en beschouwen de mensheid als één grote familie (Mahā Upanishad IV :7).


Het anders omgaan minder liefdevol – met iemand die behoeftig is komt ook in gedrang met de vedische gedachte:


dhrite dhriyaham mā mitrsya mā cakshushā
sarvāni bhutāni samīkshantām; mitrasyāham
cakshushā sarvāni bhutāmi samīkshe mitrasya
cakshushā samīkshāmahe. (Yajurveda VI:18)
Laat ik alle schepselen beschouwen als vriend en dat allen mij als zodanig moge zien. Laat het zijn dat wij allen elkaar als vriend benaderen (Yajurveda VI:18).


Deze gedacht spoort de mens juist aan dat men met de medemens niet alleen, maar ook met alle wezens (schepselen), vriendelijk en op dezelfde manier omgaat en dat men elkaar, waar nodig, helpt. Hindoes hebben trouwens ook een zorgplicht, sewā, maar in de praktijk beperkt de uitwerking van deze plicht zich tot de eigen kring of de guru. Dit gedrag stemt niet overeen met wat Srimad Bhagavad Gitā zegt hoe men zich tegenover de wereld, dus ook medemens, dient op te stellen.


Zich zelf in alle wezens ziend en alle wezens in zich zelf, ziet hij, het zelfde in Het Zelf van overal (VI:29). Hij die door de gelijkenis met allen, overal zich zelf, in vreugde of smart, terugvindt, wordt als een ware toegewijde (bhakta) van Het Hoogste geacht (VI:32).


De bronnen vermelden het wel hoe men met elkaar zou moeten omgaan, maar in de praktijk is soms nog een lange weg af te leggen.

 

OHM Vani, auteur: Hari Rambaran

Delen via:
comments powered by Disqus