De Bhagvadgita

Men was al lang geïnteresseerd in India als bron van een fabelachtige hoeveelheid rijkdommen. Er was nog weinig begrip voor de Indiase geschiedenis, cultuur en religie. Dat kwam mede omdat de meest betrouwbare bronnen geschreven waren in een taal die praktisch geen enkele Europeaan beheerste, het Sanskriet.Men wist dus wel van de grote schat aan heilige geschriften die India bezat, maar die waren inhoudelijk nog grotendeels onbekend.

Dit kwam ten dele door de onbekendheid met de taal, maar ook omdat ook de priesters de inhoud van die religieuze geschriften niet graag aan niet-hindoes wensten te onthullen. Rondom het jaar 1780 werden deze priesterlijke verdedigers van hun religie uiteindelijk overgehaald om het embargo op sommige van hun geschriften op te heffen.

Dat waren dan de geschriften die onder de categorie ‘de schriftelijk neergelegde religieuze traditie’ vielen. De verzameling geopenbaarde religieuze geschriften bleef vooralsnog gesloten.  De Bhagavadgita (hier afgekort als Gita) werd dus omstreeks die tijd vrijgegeven voor het Westen omdat zij officieel niet tot de shruti gerekend werd.

De verschijning in 1785 van de Gita in de Engelse vertaling van Charles Wilkins (1749-1835) werd financieel gesteund door Warren Hastings en de East India Company. Het verschijnen van de Gita werd door sommigen begroet als een keerpunt in de intellectuele geschiedenis van het Westen, omdat toen de stroom van Indiase wijsheid voor iedereen toegankelijk werd. Anderen waren daar niet zo van overtuigd. Zij vonden de bewondering in termen als ‘een meester werk van Hindoe-denken’ en ‘hoogtepunt in de wereldliteratuur’ sterk overdreven.

Hoe het ook zij, sinds Wilkins’ vertaling hebben meer dan 200 jaar vertaling en studie van de Gita in het Westen en meer dan 2000 jaar studie en vertaling in India zélf, een enorme literatuur opgeleverd. En die heeft ervoor gezorgd dat de Gita een grote populariteit heeft verworven en in Oost en West verbreiding heeft gekregen. Twee extreme voorbeelden daarvan uit de recente geschiedenis zijn het vermelden waard. J. Robert Oppenheimer, de uitvinder van de atoombom, reciteerde de Gita verzen: 11: 12 en 32, over de manifestatie van het Ene Veelvoudige, toen hij 16 juli 1945 de flits zag van de ontploffing van de eerste experimentele atoombom in Los Alamos, New Mexico. ‘Als er in de hemel een gelijktijdig ontstane straling zou kunnen zijn van duizend zonnen dan zou die straling geleken hebben op die van dat de Godheid wiens wezen zo machtig is’ (Gita vers 11: 12).

‘Ik ben de Tijd, tot wasdom gekomen, de bewerker van de ondergang van de wereld, hier bezig met de werelden te verzwelgen: zelfs zonder u zullen alle strijders, die tegenover elkaar staan opgesteld, ophouden te bestaan.’Gita vers: 11: 32

Drie weken daarna werd de eerste atoombom afgeworpen boven Hiroshima.
Nathuram Vinayak Godse, de Hindoe die M.K. Gandhi op 30 januari 1948 vermoordde, beriep zich op passages in de Gita, o.a. over onthechte geweldpleging, en over het door Gandhi genegeerde gevaar van de ondergang van de dharma (Gita 4: 7-8) om zijn daad te rechtvaardigen.

Achtergrond
De Bhagavadgita is een deel van het 6e boek, het Bhishma-parvan, van het Mahabharata, ‘het grote epos van de Bharata-dynastie’. Het grootste deel van dit epos bestaat uit geschiedenissen, die alle passen in het raamverhaal, de grote strijd tussen goed en kwaad, concreet: de oorlog tussen groepen
neven: de 5 Pandavas, zonen van Pandu, en de 100 Kauravas, zonen van Dhritarashtra.

Om dit kernverhaal hebben zich in de loop der tijden veel verhalen, legenden en filosofische leerstukken gegroepeerd, die motieven en gedachten bevatten van uiteenlopende datum. De uiteindelijke versie van het Mahabharata heeft een ontstaansperiode van ca. 8 eeuwen: van de 4e
eeuw voor Christus, tot de 4e eeuw na C., terwijl de inhoud zélf nog een groter aantal eeuwen omspant. Een deel van de filosofische episoden stamt nog uit de Upanishadische gedachtenwereld. Bijvoorbeeld: de Gita zelf, die daarom ook wel een upanishad genoemd wordt, is omstreeks. 200 v. C.
is ontstaan.

Inhoud
De Bhagavadgita bestaat uit 700 dubbelverzen, verdeeld over 18 hoofdstukken. De Gita begint op het punt dat Arjuna, één van de 5 Pandava’s, weigert om slag te leveren tegen zijn neven. Krishna, een clan-hoofd maar ook de Bhagavan, God in aardse gestalte, is zijn wagenmenner. Deze probeert Arjuna over te halen om toch te strijden. Dit doel wordt alle 18 hoofdstukken lang niet uit het oog verloren, maar het gaat in de Gita niet om de voor- of nadelen van oorlog en vrede, maar om de diepste existentiële vragen van leven en dood, van genade en verlossing.

Uiteindelijk besluit Arjuna om toch de strijd aan te gaan. De tekst is typisch hindoeïstisch, omdat het gaat om een poging schijnbaar onverenigbare gezichtspunten te verzoenen. De drie verlossingswegen, die van karma, jnana en bhakti, dwz.: handelen, inzicht en devotie, worden als gelijkwaardig uiteengezet. Gaandeweg wordt de tekst echter diep religieus: Krishna openbaart zichzelf als de Allerhoogste, die aan hen die Hem vereren genadig opneemt in zijn heerlijkheid.  Het hoofdprobleem van de Gita is de vraag of het handelen óók tot de verlossing kan leiden of dat mystieke meditatie de enige weg is.

Krishna weet dit dilemma te ontlopen door aan te tonen dat beide methoden gelijkwaardig zijn. Het hangt van de omstandigheden van ieder individu af aan welke methode hij de voorkeur geeft. De essentie van Krishna’s leer is: ‘Handel zoals Ik (in de wereld handelend optreed), leer Mij zó kennen en kom dus door karma-yoga tot de ware kennis (jnana) van de relatie tussen jou en Mij. Handel daarbij in een geesteshouding van bhakti (liefdevolle overgave) aan de Hoogste Godheid, de vererenswaardig Bhagavan.

Hij is het Al want Brahman is het Al.  In de Bhagavadgita is karmayoga hét alternatief voor de in vroegere tijden geleerde ascetische houding van wereldverzaking en onthechting, waarbij men de verlossing probeerde te bereiken door zo weinig mogelijk te handelen en zodoende de karmaproductie tot een minimum te beperken. Dit gezichtspunt wordt o.a. gehuldigd door de Boeddhisten en de Jains, terwijl ook de Samkhya-filosofie die mening was toegedaan.

De Gita wijst zo’n houding als asociaal, negatief en uitzichtloos af: Men moet niet ván werk afzien, maar men moet ín werk afzien (van het positieve of negatieve resultaat). Zo’n houding van gelijkmoedigheid of onverschilligheid tegenover succes of falen wordt ook wel met yoga aangeduid, in dit geval dus een streven naar heil in het handelen. Het heil is dan gelegen in het bereiken van een transcendent doel, nl. God. ‘Al wat men doet, offert, eet, weggeeft etc. moet men doen om Gods wil, als opgedragen aan God’, zegt Gita 4:27.

De Gita is geen systematische theologische verhandeling. Zij is samengesteld uit elementen van verschillende filosofische tradities. Daarom geeft de inhoud aanleiding tot uiteenlopende interpretaties. Dat maakte dat ieder erin kon vinden wat hij zocht, en het was de reden dat de Gita, naast de Brahmasutra’s en de Upanishaden als derde richtinggevende tekst door de Vedanta werd erkend. Dat bracht weer met zich mee dat alle grote filosofen, en velen na hen, er hun commentaar op gaven, zoals Shankara, Ramanuja en Madhva, Vivekananda, Aurobindo, Gandhi, Radhakrishnan e.a. Dit is dan ook de reden waarom de Gita tot op vandaag de levenshouding van zo vele Hindoes blijft bepalen, en ook zoveel niet-Hindoes geïnspireerd heeft.

Omdat de Gita zo centraal staat in het persoonlijke geloofsleven van veel commentatoren en vertalers, zijn die commentaren en vertalingen vaak nogal persoonlijk gekleurd. Dit is iets om rekening mee te houden bij het kiezen van een vertaling.  Neutrale, maar verantwoorde Engelse vertalingen zijn die van F. Edgerton, R.C. Zaehner, J.A.B. van Buitenen, Kees Bolle, Juan Mascaró en die van David White. Een goed leesbare en verantwoorde Nederlandse vertaling is die van J.P. Kaulesar Sukul.
Als inleiding op de Gita kan dienen: Georg Feuerstein, Introduction to the Bhagavadgita, Hutchinson
Publishing Group, London, 1974.

De Bhagvadgita.

 

Delen via:
comments powered by Disqus