Het verhaal van de geboorte van Shri Krishna

Het verhaal van de geboorte van Shri Krishna

Ten tijde van het Koninklijke huwelijk van Vasudeva en Devaki bestuurde de kroonprins, Kamsa, het rijtuig van het nieuwe echtpaar. Ineens verscheen er een stem uit de hemel die zei: “Oh Kamsa, jij dwaas. Weet je dat het achtste kind van je zuster je zal doden?”

De demoon Kamsa wilde ter plekke een eind aan het leven van z’n zuster maken, maar uiteindelijk wist Vasudeva hem daarvan te weerhouden met de belofte dat hij alle kinderen die eruit het huwelijk geboren zouden worden aan Kamsa zou uitleveren. Zes kinderen werden geboren en meedogenloos gedood. De zevende was Balarama, een Goddelijke expansie van Krishna, die door mystiek vermogen werd overgeheveld van de baarmoeder van Devaki naar die van Rohini, waardoor het leek alsof Devaki een miskraam had.

Op het gunstige tijdstip dat Krishna verscheen vertoonde het hele universum tekenen van goedheid. Er was een vredige atmosfeer, die de zon, maan, sterren en alle andere planten beheerste. Krishna verscheen in de kerkers van  Kamsa’s paleis, waar z’n ouders werden vastgehouden, in de gedaante van Visnu, met in z’n vier armen een schelphoorn, een knots, de discus en een lotusbloem. Zijn lichaam was bedekt met juwelen en op zijn hoofd droeg Hij een gouden helm. Vasudeva kon z’n ogen niet geloven toen hij Visnu zelf als zijn zoon voor zag staan en bood snel toepasselijke gebeden aan. DEvaki was bang dat Kamsa haar zoon zou doden en vroeg hem een regeling te treffen zodat Kamzsa niet zou merken dat zij een zoon gekregen had. In antwoord op de gebeden van Vasudeva en Devaki zei Krishna: “Ik ben de gedaante van Visnu aangenomen om je te laten zien dat ik geen gewoon mens bent.” Daarna transformeerde Krishna zichzelf weer in zijn oorspronkelijke gedaante.

De gedaante van Krishna, de koeherdersjongen, bestaat eeuwig in de hoogste Vaikunta planet, die Goloka Vrindavan heet. Onder de invloed van Yogamya, Krishan’s illusie-energie, viel iedereen in het paleis, de wachters incluis, in diepe slaap. Alle poorten zwaaiden open en vasudeva droeg het kind over de rivier Yamuna naar Vrindavan, naar het paleis van zijn halfbroer Nanda Maharaja. Daar verwisselde Vasudeva Krishna voor de pas geboren dochter van Nanda en Yasoda, die een incarnatie van Yogamaya zelf was. Vasudeva keerde terug in het paleis met het dochter in zijn armen. De wachters, gewekt door het huilen van de baby, sloegen onmiddellijk alarm. Binnen een ogenblik was Kamsa ter plaatse. “Doodt het kind niet”, smeekte devaki, maar Kamsa greep de baby en smeet het meisje tegen de muur. Op dat moment nam het meisje de gedaante aan van Durga Devi, gezeten op een tijger met wapens en tien armen. Ze zei: “kamsa, jij dwaas. Het kind dat je zal doden, is al ergens anders geboren!” En ze verdween in de lucht.

Krishna was de oogappel van Vrindavan. Iedereen in het koeherdersdorpje vierde de geboorte van Nanda’s zoon met grote vreugde. Op een dag ging Nanda samen met de andere koeherders naar de hoofdstad Mathura om belastingen te betalen. Op dat moment verscheen er in Vrindavan een vrouw met de schoonheid van een godin. Het was Putana, een bloeddorstige heks die door Kamsa gestuurd was om alle pasgeboren kinderen in de omgeving te doden. Wie durft een mooie vrouw tegen te houden. Patuna liep ongestoord Nanda’s  paleis binnen en nam Krishna in haar armen. Ze wierp een blik op de baby en dacht: “Dit kind heeft de kracht om het hele Universum te doden.” Ze verwierp de gedachte als onzinnig en ze bood het kind haar borst aan, waarop een snelwerkende vergif gesmeerd was. Baby Krishna zoog het gif, de melk en ook het leven uit Putana’s borst. Putana stortte krijsend ter aarde en nam haar oorspronkelijke heksengedaante aan. Ze had een lichaam van meer dan twintig kilometer lang en op de grond gelegen zag het er uit als een landschap: de borsten wezen als heuvels naar de lucht. Baby Krishna zat onschuldig bovenop dit reusachtige lichaam. Wie kan zich de verwondering voorstellen van Nanda Maharaja en zijn metgezellen toen ze thuis kwamen?

Samen met andere jongens stal Krishna regelmatig boter en yoghurt uit de voorraadkamers van verschillende huizen in Vrindavan. Niemand kon hem tegenhouden. Als ze hem betrapten en voor dief uitmaakten dan zei hij: “Ik ben geen dief. Je bent zelf een dief!” Dat klopt, want Krishna is de ware eigenaar van alles en de natuur was er al voor wij geboren werden. Soms gaf Krishna die boter en yoghurt aan de apen en als die apen niets meer wilden, dan zei hij: “Zie, deze boter en yoghurt zijn volkomen bedorven, Zelfs de apen lusten het niet.” Om hem te straffen besloot zijn moeder om de kwajongen vast te binden. Maar hoeveel touw ze ook om zijn middel wikkelde, het touw bleef steeds twee vingers te kort. Pas nadat Yasoda al haar energie had opgebruikt was het touw ineens lang genoeg. De ene vinger werd overbrugd door haar volkomen inspanning en de ander door de genade van Krishna. Dit is de wijze waarop men de Allerhoogste kan vangen.

Op elfjarige leeftijd doodde Krishna de demonische koning Kamsa in een open gevecht tijdens een worstelwedstrijd in Mathura. Daarna keerde Krishna niet meer terug naar Vrindavan, maar bouwde zich een paleizenstad in de zee, genaamd Dvaraka.

Op honderdvijftwintige leeftijd was KRishna nog altijd jong. Op dat moment vond er een enorme oorlog plaats op het slagveld van Kuruksetra. Daar sprak Krishna de transcendentale kennis die beschreven staat in de Bhagavad Gita. De boodschap van de Bhagavad Gita is dat wij het lichaam niet zijn maar een eeuwige ziel (bg. 2.20) en dat Krishna, en niet wij, de eigenaar is van alles (Bg. 13.2) en dat wij Zijn eeuwige dienaar zijn. Krishna is de weldoener van alle levende wezens (Bg. 5.29) en hij roept ons op om geen mensen te doden en geen dieren – ook niet voor voedsel ( Bg. 3.13 & 9.26). De Bhagavad Gita is meer dan een boek. De Bhagavad Gita is een levenswijze waarin de hele wereldbevolking in vrede kan samenleven, als de kinderen van de ene Goddelijke Vader.

Geschreven door Kadamba Kanana Swami, OHM Vani, 2004

 

Delen via:
comments powered by Disqus