Hindoes in Guyana

De eerste Hindoestanen kwamen in 1838 in dit land als contractarbeiders om de vrijgekomen slaven op de suikerplantages te vervangen. Tussen 1838 en 1916 zijn circa 239.000 contractarbeiders uit India hier aangevoerd. Ruim tweederde van hen bleef na afloop van hun contract in het nieuwe vaderland.

De contractarbeiders en hun nakomelingen hebben tot op zekere hoogte hun cultuur en vooral de godsdienst weten te behouden. Al tijdens de contractperiode wisten zij op eigen kracht in 1870 de eerste Hindoetempels te bouwen. Eind jaren twintig en media jaren dertig werden overkoepelende
religieuze organisaties opgericht met afdelingen in het hele land. In tegenstelling tot de religieuze organisaties in Suriname konden die in Guyana het proces van aanpassing en vernieuwing niet tegengaan. Het Hindi of een lokale variant daarvan is vrijwel verloren gegaan. Het fungeert hier slechts
als een liturgische taal. De Engelse taal of een lokale versie daarvan is hun dagelijkse spreektaal. Het hindoeïsme in Guyana heeft zich als religieus instituut  gehandhaafd, maar het heeft slechts een symbolisch karakter.

De politieke en sociaal-economische positie van Hindoestanen was hier verre van rooskleurig. Tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was er van politieke participatie van Hindoestanen nauwelijks sprake. Na de oorlog werd het algemeen kiesrecht geïntroduceerd. De marxist Cheddi Jagan wierp
zich op als de leider van de arbeidende klasse. De door hem opgerichte People’s Progressive Party (PPP) was gebaseerd op samenwerking tussen de Hindoestaanse en de Creoolse bevolkingsgroep. Vrij snel vond er binnen de PPP echter een splitsing plaats, waarna deze partij werd beschouwd als een Hindoestaanse partij. De PPP, met Jagan als premier, regeerde tussen 1956 en 1964 in een periode met veel etnische conflicten en gewelddadigheden. Bij de verkiezingen in 1964 won de Creoolse politieke partij (PNC) onder aanvoering van de socialist Burnham en werd Guyana onafhankelijk. Hierna ontwikkelde Guyana zich in de richting van een dictatuur met Burnham als
alleenheerser. Deze partij streefde naar een politieke en maatschappelijke uitsluiting van Hindoestanen. In feite werden zij tweederangsburgers in eigen land. In economisch opzicht ging het bergafwaarts met Guyana. De bevolking verpauperde en tienduizenden Guyanezen zochten hun heil buiten de landsgrenzen. Pas eind jaren tachtig, toen een begin werd gemaakt met een vrije markteconomie, herstelde de economie zich enigszins. Langzamerhand
keerden de Guyanezen weer terug uit het buitenland. In 1992 werden er onder internationale druk vrije verkiezingen gehouden die een overwinning opleverden voor Jagans PPP. Na ongeveer dertig jaar kwam er een eind aan de dictatuur van Burnham. Hindoestanen waren niet langer tweederangsburgers. In hoeverre de machtswisselilng en de democratisering zullen leiden tot een heropleving van de eigen culturele tradities onder Hindoestanen in Guyana valt op dit moment niet te voorspellen.

Delen via:
comments powered by Disqus