Een instelling als deze staat haaks aan de Hindoevisie over natuur en milieu.
In de padma Puran 7, kriyayoga 8.8-10, wordt over de vervuiler het volgende gezegd: ‘Hij die het Gangeswater, symbool voor de natuur, vervuilt is een misdadiger. Zijn misdaad zal hem nimmer worden vergeven. Zelfs niet na duizend jaar.’
Een voorbeeld van hoe het Hindoeïsme over de relatie tussen mens en natuur denkt, is de manifestatievorm van de goddelijke kracht in de vorm van Ganesh. Ganesh wordt afgebeeld als half mens en half olifant. Deze combinatie geeft de gelijkwaardigheid tussen mens en natuur aan. Beide aspecten dienen met dezelfde liefde en respect behandeld te worden.
Het gelijkwaardigheidprincipe tussen mens en natuur wordt overigens ook bevestigd door de Hindoe-opvatting dat de schepping een uitdrukking is van Goddelijke energie. In hun diepste wezen zijn alle schepselen dus verwant en gelijk aan elkaar.
Liefde en respect voor natuur en milieu dient volgens de Hindoetraditie een vast onderdeel van de opvoeding te zijn. Een verwijzing hiervan vinden we terug in een verhaal uit het hoofdstuk Lav en Kush in de Ramayana.
Sita stuurde haar twee zoontjes Lav en Kush om hout te sprokkelen. Om snel klaar te zijn besloten ze hun reeds verzamelde hout aan te vullen met de takken van een jong boompje. Ze rukten hardhandig takken en bladeren af. Toen Sita dat ontdekte werd ze heel erg verdrietig. Bewust van de
onvolledigheid van haar opvoeding, nam ze Lav en Kush mee naar het boompje. Ze gebood de jongens om aan het boompje vergiffenis te vragen voor hun onvriendelijk en hardhandig gedrag. Sita gaf hiermee het boompje in de beleving van de jongens een bijna menselijke status.
Ze vertelt de jongens dat elke levensvorm in de natuur iets Goddelijks in zich draagt en dat die derhalve ook zo behandelt dient te worden. Met liefde en respect.
Als het Hindoeïsme zulke verregaande, bijna menselijke status aan de natuur toekent, hoe zit het dan met het kappen van bomen? Bijvoorbeeld voor de bouw van huizen of voor landbouw? Volgens de geschriften is dit laatste onder strikte voorwaarden toegestaan. Immers het gaat hier om dienstbaarheid aan de mens in de vorm van het verschaffen van onderdak of
voedsel. Hierbij geldt als voorwaarde, dat de aangerichte schade gecompenseerd wordt. Een voorbeeld hiervan zagen wij bij de bouw van de Swami Narayan mandir in Wembley te Londen. Voor de afwerking van de binnenkant van de gang werden 200 eikenbomen gekocht.
Nog voor de aankoop verplichtte de tempelraad zich het tienvoudige van dit aantal eikenbomen op diverse locaties in Engeland te planten.
Met het planten van minstens evenzoveel bomen dragen zij bij aan harmonie in de natuur en dus aan het behoud van het dharma-concept. Want naleving van de wetten der dharma is voor elke Hindoe een plicht.
OHM-televisie besteedt 3 maart aandacht aan dit onderwerp.