Indiërs bij Ieper in de Eerste Wereldoorlog

Eind oktober 1914 moest het Indische leger de Duitse vloedgolf tegenhouden tussen Hollebeke en
Mesen. Het was de eerste keer dat zij aan het westelijk front ingezet werden. De omstandigheden van
hun vuurdoop waren verschrikkelijk: het was koud, het regende en het loopgravensysteem was in die
eerste oorlogsdagen nog bijlange niet zo uitgebouwd als later in de oorlog waardoor de Indiërs
moesten schuilen in ondiepe, modderige grachten. De verliezen waren groot: het 57ste Wilde’s Rifles
verloor tijdens de twee laatste dagen van oktober 1914 maar liefst 300 man van de 750 die het
bataljon telde. Ook maakten de Indiërs hun naam van “dappere soldaten” meer dan waar. Voor zijn
inzet op 29 oktober 1914 bij Hollebeke kreeg Khudadad Khan van het 129ste Baluchis als allereerste
Indiër in de geschiedenis de grootste Britse militaire onderscheiding, het Victoria Cross. Khudadad
had een mitrailleur gaande blijven houden nadat al zijn makkers gesneuveld waren en ook hijzelf
reeds zwaar gewond was. Als bij wonder slaagde hij er zelfs in zich bij zijn compagnie aan te sluiten
nadat hij zijn wapen onklaar gemaakt had.

In de daaropvolgende maanden speelt het Indische verhaal zich vooral af, net over de Frans-
Belgische grens bij het dorpje Neuve-Chapelle. Tot eind april 1915. Na de eerste “geslaagde”
gasaanval uit de wereldgeschiedenis op 22 april 1915 was er ten noorden van Ieper een gat in de
geallieerde frontlijn geslagen. In allerijl marcheerde de Indische Lahore divisie in één etmaal naar
Ieper waar ze op 25 en 26 april doodop arriveerde. Zonder nauwelijks enige rust werden de Indiërs in
de strijd geworpen. Er was geen informatie over de nieuwe positie van de Duitse loopgraven noch op
welke afstand ze zich bevonden. In de open velden moest er als het ware blind aangevallen worden.
Het resultaat was een inferno. Het 47ste Sikh regiment verloor 348 man op een totaal van 444, wat ca
80 % is! Het bestond haast niet meer. De aanval eiste bijna 2000 slachtoffers, zonder dat er ook maar
enig resultaat geboekt was. Bovendien hadden de Duitsers die namiddag van 26 april 1915 opnieuw
de gasflessen geopend. Verschillende honderden kwamen op een gruwelijke manier om.
Ook de daarop volgende dagen werden de aanvallen herhaald, steeds tevergeefs. Begin mei 1915
ging het Indische leger terug naar haar sector bij Neuve-Chapelle. In de Ieper Salient hadden ze
enkele duizenden dode kameraden achtergelaten.

Na mei 1915 zouden aan het Vlaamse front slechts sporadisch nog Indiërs te zien zijn, maar achter
het front, in het steungebied, verbleven met zekere regelmaat “Indian labourers” (Indische werklieden
in dienst van het Britse leger). Het is boeiend te zien hoe de plaatselijke bevolking, die voor 1914
nauwelijks in contact kwam met vreemdelingen, tegenover de Indiërs stond. Achiel Van Walleghem,
pastoor van Dikkebus, noteerde op 6 juni 1915 de volgende notitie, die niet van enige xenofobe
trekjes gespeend is: “Verscheidene Indiaansche troepen zijn ook op de parochie meest langs de kant
van Vlamertinghe. Zwart van velle, gekleed als engelsche soldaten uitgenomen het hoofd kunstig in
eenen doek gehuld. Zij spreken engelsch en sommigen ook fransch, zij zijn zeer nieuwsgierig en
vragen en talen vele. Zij gaan eene halve uur verre om melk, staan alles te bezien wanneer men ze
bestelt, zijn zeer wantrouwig, doch zijn zelve niet te betrouwen en als zij kunnen weglopen zonder te
betalen zij zullen het voor de ruzie niet laten. Zij komen uit met hun indiaansch geld, de ruppee (2.80)
en zijn kwaad dat de menschen het niet willen aanveerden. Zij verstaan niet (of gebaren het) de
weerde van ons geld niet, en wanneer zij doen wisselen willen meer weerhebben dan zij gegeven
hebben. Ook hebben de menschen liever geene zaken met hen te doen. Zij zijn in’t algemeen
vriendelijk en beleefd, toch de nieuwsgierigheid heeft de bovenhand en zij zullen u van top tot teen
bezien en zien bijzonderlijk geern door de vensters der huizen. Zij bakken een soort van pannekoeken
en eten ook een zeker zaad dat zeer sterk van smake is.”

Tot voor aan aantal jaar was de rol van de Indische troepen in Vlaanderen tijdens de Eerste
Wereldoorlog een beetje vergeten. Er waren natuurlijk de sporadische Indische grafzerkjes op
verschillende van de 160 militaire begraafplaatsen in de Vlaamse Westhoek en er waren bovenal de
honderden Indische namen op de Ieperse Menenpoort (een monument  waarop de namen van 55 000
vermisten gebeiteld zijn). Aan deze situatie van onwetendheid over de Indische aanwezigheid tijdens
de “Groote Oorlog” kwam in 1999 verandering. Onder impuls van de Europese sikh-gemeenschap die
de 300ste verjaardag van het moderne sikhisme (de Khalsa) in Ieper vierde, werd bij Hollebeke een
bescheiden monument ter ere van de Indische soldaten van 1914-1918 opgericht, op de plek waar zij
85 jaar geleden voor de eerste maal in de strijd geworpen werden. Tegelijk werden in Groot-Brittannië
een aantal boeken over het onderwerp gepubliceerd. Op die wijze krijgen de Indische troepen ruim 80
jaar na het einde van de eerste wereldbrand alsnog de aandacht die zij verdienen. Het onderkennen
van de gemeenschappelijke geschiedenis die we delen kan eveneens tot meer begrip en tolerantie
leiden tussen de Europeanen en de hier levende mensen van Indische afkomst.

Noot: het toenmalige India omvatte de huidige staten Pakistan, India, Bangla Desh en Nepal.
Wanneer in onderstaande tekst over “Indiërs” gesproken wordt, dient men de inwoners van het
toenmalige India te verstaan.

‘Indiërs bij Ieper in de Eerste Wereldoorlog’ is te vinden in OHM Vani 6e jaargang nr 3, juli/september 2000. 1 juli 2000.

Delen via:
comments powered by Disqus