In de middeleeuwen reciteerden de kathakars, verhalenvertellers uit de kaste van de Brahmanen, religieuze en mythologische verhalen in de tempels. Deze verhalen werden versierd met mime, handbewegingen en soms ritmische accenten met de voeten. In deze traditie ligt de oorsprong van de kathak, die nu de belangrijkste dansvorm van Noord India is. Eeuwen later, toen de Moghul vorsten hun heerschappij in het noorden van India vestigden, brachten de machtige koningen de beste lokale musici en dansers naar de hoven. Een aantal Moghul-prinsen trouwde met Hindu prinsessen, waarmee ook veel Hindoe dansers, musici, schilders en dichters naar het hof kwamen. Deze periode werd de bloeitijd van de kathak. Er bestond aan de hoven niet veel belangstelling voor gedanste verhalen over goden en vertolkingen van de Ramayana of de Mahabharata. De dansers begonnen een abstractere stijl te ontwikkelen, meer gebaseerd op ritmische composities, waarbij ook aspecten van Perzische en andere Centraal-Aziatische dansen werden opgenomen. De dansers vergrootten de schoonheid van hun complexe
ritmische patronen met razendsnelle pirouettes en dramatische pauzes. Kathak begon zich te ontwikkelen tot de stijl die we nu kennen: snel, dynamisch en vurig, maar tegelijkertijd vloeiend en sierlijk. Tegenwoordig is kathak een van de zeven algemeen erkende vormen van klassieke dans in India. Net als de andere dansvormen kent de kathak twee belangrijke aspecten: pure, abstracte dans (nritta), en verhalende dans (abhinaya.) Voor dansen waarbij het laatste aspect overheerst worden meestal muziekvormen gebruikt die bij veel Hindoestanen bekend zijn, zoals thumri’s, bhajans en soms ghazals. Als de abstracte dans het belangrijkste aandachtspunt is, wordt meestal een eenvoudige melodie steeds herhaald. Dit vormt dan een houvast voor steeds complexere ritmische variaties, die steeds opnieuw hun hoogtepunt hebben op de eerste tel van de ritmische cyclus waarbinnen gewerkt wordt. Kathak onderscheidt zich van andere bekende stijlen als bharata natyam en orissi door de lichaamshouding: terwijl het lichaam vrijwel steeds gebogen is in deze stijlen, staat de kathakdanser recht. Verder bewegen de handen anders: in tegenstelling tot de traditioneel vastgelegde mudras in bijvoorbeeld bharata natyam, bewegen de handen van de kathakdanser meer natuurlijk, afwisselend vloeiend en scherp. Ook de gelaatsuitdrukking blijft natuurlijk tijdens het uitbeelden van verhalen,
terwijl andere stijlen voorgeschreven gezichtsexpressie hebben. We vinden vertolkers van kathak in het hele Noorden van het Indiase subcontinent, in de grote driehoek die wordt gevormd door Pakistan, Bengalen en Madhya Pradesh. Er hebben zich twee belangrijke stijlen (gharana’s) van kathak ontwikkeld, genoemd naar de steden waar ze tot bloei kwamen: Jaipur en Lucknow. Jaipur is bekend om zijn complexe ritmische variaties, terwijl Lucknow uitblinkt door precisie en sierlijkheid van de bewegingen.
Kathak werd oorspronkelijk uitsluitend binnen de families van de grote guru’s overgedragen. De geheimen van de kunst werden zorgvuldig bewaakt binnen het kastesysteem: zij werden alleen aan de zoon van de guru toevertrouwd. Leerlingen van buitenaf moesten eerst bewijzen dat ze de kunst waardig waren door totale onderwerping aan de guru, vaak door jarenlang huishoudelijke taken te verrichten. Zelfs als de leerling uiteindelijk beter werd dan zijn leraar, dan moest de leerling nog altijd respect tonen voor de drager van de heilige kennis van zijn kunst. De laatste tijd is het iets eenvoudiger voor mensen van buiten de families om zich te bekwamen in deze kunst. Zo is er tegenwoordig een belangrijk opleidingsinstituut voor kathak in India, de Kathak Kendra in New Delhi. Op dit ‘conservatorium voor de dans’, doceert de maestro van de Lucknow gharana, Pandit Birju Maharaj. En ook op andere plaatsen in de wereld, zelfs in Amsterdam, wordt op hoog niveau kathak les gegeven.