Pranayama

Pranayama

Ook in de traditie van hathayoga wordt op een zeer speciale manier met het begrip adembeheersing gewerkt, samengevat onder de naam “prânâyâma”. Het is interessant om dit Sanskrietwoord nader te analyseren. “Prâna” betekent niet alleen adem, maar vooral “levenskracht “, de oerkracht, die
aanwezig is in al het bestaande en waarvan de adem de manifestatie is. Het tweede deel “yama”, is afkomstig van het werkwoord “yam”, met een veelheid van betekenissen:  inhouden, tegenhouden, maar ook beteugelen en zelfs ondersteunen. Al deze woorden zijn op een of andere manier van
toepassing. “Prânâyâma” wordt dan: het tegenhouden van de voortdurende in- en uitstroom van de levenskracht door bijvoorbeeld het reguleren of zelfs inhouden van de adem. Of anders, het beteugelen van de adem en daardoor het beteugelen van het altijd onrustige denken en als onverwacht gevolg daarvan: het ondersteunen van de levenskracht, dus het versterken van de
vitaliteit. Menigeen kent het omgekeerde uit ervaring, namelijk: hoe op holgeslagen gedachten je tot volledige uitputting kunnen brengen.

In principe kan elke met aandacht uitgevoerde ademoefening een prânâyâma genoemd worden, omdat de gewone in- en uitstroom van de adem veranderd wordt in een van tevoren bepaald patroon. Als eenvoudig voorbeeld kan men bijvoorbeeld langzaam en diep met de buik ademen en de uitademing langzamer maken dan de inademing. Deze oefening kan betrekkelijk snel op de yogales geleerd worden en is dan vaak een grote hulp bij het opvangen van het veel voorkomende probleem van hyperventilatie, of minder heftig, bij het omzetten van een gevoel van gejaagdheid in kalmte.

Er bestaan ook specifieke “prânâyâma-oefeningen”. Een van de bekendste is wel de “nadi shodana prânâyâma”. Hierbij ademt men in een bepaald tempo door het linkerneusgat in, men houdt de adem enige tijd vast en vervolgens ademt men door het rechterneusgat langzaam uit. Daarna door rechts
inademen, vasthouden en door links uitademen, steeds opnieuw. De oude geschriften zeggen over deze oefening, dat twee belangrijke energiekanalen, de nadi’s die aan weerzijden van de wervelkolom lopen en twee tegengestelde krachten in de mens vertegenwoordigen, gereinigd worden en daardoor in balans komen. De oefening maakt niet alleen het denken rustig, maar brengt een zodanig evenwicht teweeg in het bewustzijn, dat de altijd heen en weer gaande stroom van gedachten stopt en er een leegte en een stilte worden ervaren, die in het gewone leven zelden voor komt. In die zin is het een van de beste voorbereidingen voor meditatie, omdat het denken dan in een toestand van ontvankelijkheid komt, die mogelijk maakt dat de mens de essentie van het bestaan ervaart.

Een ander aspect betreft de visie van de tegengestelde krachten. Hoewel men in de oudheid waarschijnlijk niet op de hoogte was van de functie van de twee hersenhelften – zeer vereenvoudigd
weergegeven door de linkerkant met rationaliteit en de rechterkant met emotie te verbinden – heeft men intuïtief zeer helder begrepen dat deze in de mens aanwezige krachten van nature niet in evenwicht zijn en dat ook niet makkelijk komen. Het geniale van deze oefening is, dat men niet alleen de activiteit van de hersenen tot rust brengt, maar door  de adem de hele wervelkolom in een toestand van stabiele ontspanning brengt. De oefening wint nog aan kracht als men de adembeweging koppelt aan de juiste mantra. Daardoor worden inademing, vasthouden en uitademen in een goede harmonie gebracht.

Tot slot is het goed om ook iets te zeggen over de gevaren waar vaak voor wordt gewaarschuwd bij het beoefenen van prânâyâma’s. In sommige van deze oefeningen is het gebruikelijk om de adem zeer lang in te houden. Om deze techniek zonder bezwaar uit te kunnen voeren, is niet alleen een uitstekende fysieke conditie nodig, maar dient men ook op ander niveau, vooral moreel, over een grote kracht te beschikken en zichzelf en zijn neigingen goed te kennen. In principe is yoga en dus ook prânâyâma op elk niveau van oefening heilzaam. Dus iemand, die eenmaal per week trouw zijn les volgt, zal, wanneer de techniek en de presentatie van de docent hem aanspreken, zeker effect voelen. Maar de beoefenaar, die hieraan niet genoeg heeft en de duidelijke behoefte voelt om een eigen oefenprogramma op te zetten, krijgt vanaf dat moment te maken met allerlei stadia van discipline. De strengste vorm is wel: elke morgen voor zonsopgang opstaan en na een nauwkeurig voorgeschreven in- en uitwendige reiniging yogahoudingen en prânâyâma’s uitvoeren, meestal gevolgd door een of
andere meditatieve of spirituele opdracht. Op dat niveau van oefening krijgt men te maken met het vrijmaken van ongekende en soms zelfs beangstigende krachten in de mens. Om daar evenwichtig en wijs mee om te gaan is begeleiding gewenst.

Het zal duidelijk zijn dat de gemiddelde yogabeoefenaar niet aan een dergelijke strengheid toekomt. Toch hoeft dat niet te leiden tot een gevoel van minderwaardigheid, een niet in staat zijn te voldoen aan een voor het gevoel juiste en zinvolle discipline. Er kunnen zoveel andere verplichtingen zijn, zoals een baan, een gezin of verzorging, dat men de mensen, die aan je zorg zijn toevertrouwd, ernstig tekort doet door de eigen discipline hoger te stellen dan de plicht voor de medemens. Dan is het goed om te bedenken, dat het woord “Ha-Tha-Yoga”, is samengesteld uit de woorden Ha en Tha, ook weer beide met een veelheid aan betekenissen. In eerste instantie betekenen Ha en Tha respectievelijk Zon en Maan, maar daarnaast zijn deze twee hemellichamen het symbool van tegengestelde krachten in de mens en in het heelal. Hathayoga is dan het verenigen, het verbinden van deze kwaliteiten. Kracht en zachtheid, discipline en mededogen, verstand en gevoel, toekomst en verleden, rechts en links.
Misschien mag men wel stellen, dat elk mens de opdracht heeft een evenwicht te zoeken tussen die krachten en in balans te komen met de eisen van de buitenwereld en de verlangens van het innerlijk. Dat gaat veel verder, dan een overigens waardevol  oefenprogramma in de vroege ochtend.

OHM besteedt in haar radioprogramma op 23 en 30 november (1997) aandacht aan pranayama.

Delen via:
comments powered by Disqus