Vergeving

Bij de termen ‘vergeving (chamma) en ‘genade’ (kripa) is men in de eerste plaats geneigd te denken aan de joods-chris­te­lijke traditie, waarin God de aarde schiep en de mens de maat neemt om hem vervolgens te belonen. (Deze) God zou een mens het een en ander kunnen vergeven en genade kunnen schenken. Maar doet Hij dat werkelijk? Indien ja, op grond waarvan doet Hij dat dan? Hij vond zijn schepping keer op keer mooi en was er tevreden mee (zie Genisus). Wee degene die daarin ingrijpt of zich niet aan de regels van de kerk houdt, kwam later!

Het hindoeïsme komt uit de vedische traditie, waarin men niet uitgaat van een ‘scheppende God maar van ‘wordings God, God die zelf het heelal is geworden in een ‘wordingsproces:
Tat asat eva sanmanu kuruta shāma iti: Het niet-zijnde sprak: ‘Ik wil aldus zijn en is dit.

Dat Ene (tat eva) is dit (het geelal) geworden. Met andere woor­den: God en het heelal zijn één en hetzelfde. Niet in alles is die godde­lijkheid echter in dezelfde mate manifest. Het open­baart zich o.a. sterker in de planten dan in de minera­len, sterker in de dieren dan in de planten, of sterker in de mens dan in de dieren. Die goddelijke orde en harmonie, in de natuur om ons heen manifest, kan worden aangevoeld en in een voorbeeldig gedrag worden voorge­leefd. In het verlengde van de gedachte over het Zijn ‘dat Het wenste te zijn en is geworden staat het handelen (karma) van de mens centraal: wat je zaait zal je oogsten en als de oogst je niet bevalt, zal je op betere gronden moeten zaaien en beter op het gewas moe­ten letten. De mens zit in deze wereld (sansāra) in een kringloop van geboorte en dood gevangen door zijn karma: datgene wat hij doet of nalaat te doen.

Hij moet proberen om deze kringloop van reïncarnaties te doorbreken en de dood (belicha­mingen) te overwinnen. Het leven is immers eeuwig, het lichaam niet, dat geboren wordt en dood gaat.Vergeving en genade zou hieruit kunnen bestaan dat in het eindeloos verloop van het wordingsproces er in een volgende belichaming de mogelijkheid bestaat om het ‘beter te kunnen doen en zodoende de ver­lossing (moksha) te bereiken.

Het vergelijken nu van begrippen uit twee verschillende godsdienstige systemen kan niet altijd leiden tot goed gefundeerde uitspraken; hoogstens kunnen we zeggen of een bepaald systeem op zich consistent is of niet: op een vijf-urige klok is het immers nooit zes uur. Vandaar dat concepten uit ‘vreemde’ religies vreemd blijven.
Nu kan een religie per definitie niet consistent zijn, want daarmee zouden alle andere religies impliciet vals of minstens gelijkwaardig zijn, dus over­bodig. Wat haar toepasbaarheid betreft, blijft dat zij geldt voor de maatschappij waarin zij de gangbare religie is, anders ondergaat die religie in de nieuwe omge­ving een gedaante verwisseling. Evenzo is het gegaan met het begrip ‘vergeving (en genade) onder hindoes in Nederland: overgenomen uit de omliggende (dominante) Joods-christelijke gedachtewereld. Maar die overname is niet doorgedrongen tot de kern van het hindoeïsme; leeft slechts aan de oppervlakte; in de droom van de dagelijkse werkelijkheid: ook hindoes verwachten genade en vergeving te mogen ontvangen. Men bidt er zelf voor.

Hindoes kennen wel de onderlinge vergeving
Het hindoeïsme kent geen vastomlijnde leerstellingen (dogmas), maar neemt de vorm aan die haar belijders aan geven. Genade en vergeving in het hindoeïsme wordt wel gekend, maar dan in de onderlinge relatie tussen mensen; mensen kunnen elkaar vergeven en met elkaar verzoenen of niet. De mogelijkheid van ‘Goddelijke genade (als dat überhaupt bestaat) wordt niet uitgesloten. Maar dan men moet die genade wel verdienen door de juiste handelingen (karma) te verrichten. In de bhakti-traditie[1] wordt wel genade verwacht om het hoogste doel (moksha, de verlossing) te bereiken. Hier spreekt eerder het geloof de hoop uit, dan dat er op formele gronden enige grond bestaat voor genade en vergeving. Maar nogmaals: een godsdienst is niet in alles consistent en verloopt evenmin altijd langs formele lijnen. Waar het handelen centraal staat in het hindoeïsme wordt er ook wel regels aangegeven hoe te handelen? Hoe dient een mens te handelen in zijn leven.
Om daar iets van de kunnen zeggen, dient eerst gesproken te worden over het begrip dharma. De juiste daad stemt overeen met dharma. Je zou dharma de plichtenleer kunnen noemen. De dharma van de mens is het ge­heel van de plichten en ge­dragscodes die gelden voor ieder individu op zowel het persoonlijke als op het maat­schappe­lijk terrein en die behoren tot diens sekse, familie, be­roep, levensfase en dergelijke. Vol­gens de dharma dient de mens op aarde een werkzaam bestaan te lei­den, mededogend te zijn.

De kenmer­ken van ethiek en moraal (dharma-lakshans) die voor de mens gelden, zijn in de hindoe-traditie door Manu[2] geformuleerd. Het zijn: geduld en stand­vas­tig­heid; verge­vings­gezind­heid en mededo­gen; beheer­sing van de geest en van de zinnen; geen heb­zucht hebben; reinheid van li­chaam en geest; verwer­ven van kennis, cultive­ren van kennis en wijsheid; doorvorsen van de waar­heid en niet toornig worden, zelfbe­heer­sing. Het hebben van geduld en het beoefenen van zelfbeheersing omsluiten de regel van vergevings­gezindheid. De leefregels krijgt hun hoogste punt in ahimsâ: het niet schaden van anderen of geen levend wezen leed toe­brengen. Indien wij deze leefregels naar behoren in praktijk willen brengen, zullen we elkaar ook eens moeten vergeven, hoe moeilijk het ook zal zijn.

Dimensies in vergeving:
Vergeven doe je wanneer iemand jou iets heeft aangedaan. Maar kan een derde jou ook vergeven ondat je iemand iets hebt aangedaan? In het proces van de vergeving zijn drie lagen aan te brengen:
· In de horizontale verhouding tussen God en mens, zou God een mens kunnen vergeven, wan­neer iemand God iets heeft aangedaan. Maar wat zal de nietige mens de almachtige God kunnen aandoen?
· In een driehoeksverhouding zou God de ene mens kunnen vergeven wanneer deze iemand iets heeft aangedaan en door gebed of offer God heeft kunnen vermur­wen, zodat God het hem vergeeft.Wat heeft de slachtoffer aan deze vorm van verge­ving? Kan de slachtoffer deze daad van God dan in discussie stellen of niet? En waar moet hij of zij wezen?
· In een bilaterale verhouding tussen mensen onderling kan de ene mens de andere vergeven en kunnen mensen met elkaar verzoenen. Dat behoort immers tot de dharma van de mens.

Een aantal jaren geleden is een meisje op een misdadige wijze in de duinen bij Scheveningen om het leven gebracht. Zij was met haar klasgenoten daar op schoolreis. De familie, maar vooral de moeder had er heel erg moei­lijk mee. Zij was verdrietig en in de eerste plaats heel erg boos op de dader. Zij nam het ook de onderwijzeres die de groep begeleidde kwalijk dat onder haar verant­woordelijkheid zo iets kon gebeuren. Toen het vooral pas had plaatsgevonden, wilde de moeder de onderwijzeres niet eens ontmoeten. ‘Ondertussen heb ik het haar vergeven en ook de moordenaar van mijn dochter, vertelde zij. ‘Zelf voelde ik die vergeving als een bevrijding; alsof er een zware last van schouders is weggenomen.
Vergeving houdt een zekere verantwoordelijkheid in en een schuldgevoel: de moeder voelde zich verant­woordelijk voor haar dochter. Maar op het moment dat haar dochter vermoord werd, had zij haar verant­woordelijkheid tijdelijk bij de school gelegd. Buiten de emoties die uiteraard meespelen, is het niet altijd goed mogelijk om afstand te nemen van verantwoordelijkheid. Daarom speelt ‘schuldgevoel mee en is vergeving een heilzame middel om verder te kunnen: verder in de eigen spirituele ontwikkeling.

Vergeving in de samenleving
In de geseculariseerde samenleving als de Nederlandse leeft de mentaliteit van ‘het-moet-kunnen en van ‘ík-vind dat … . Uit teleurstelling omdat iemand zijn zin niet krijgt, wordt ergens brand gestoken, of wordt er geschoten waar­bij soms zelfs doden vallen. Dat komt dan hard aan in de samenleving. Velen spreken daar hun afschuw over uit en vragen zich af wat iemand toch bezielt om zoiets te doen. ‘Zinloos geweld!, moppert de grote menigte, maar vindt de dader dat ook? Is er in dit soort handelen enige notie van vergeving te bespeuren? Het gaat dan niet zo zeer om iemand die door langdurige pesterijen of knevelarij tot wanhoop gedreven overgaat tot het gebruik van geweld. Neen, gedoeld wordt hier op koelbloedig en goed voorbereide daden van geweld om in één keer zoveel mogelijk mensen te kunnen treffen: mensen die een ander geloof hebben of een andere huidskleur. Het gaat om de spontane uitbarsting van geweld als iemand op zijn verant­woor­de­lijk­heid en plicht wordt gewezen en dergelijke.
Uiteraard wordt er over nagedacht hoe het maatschap­pelijk probleem ‘zinloos geweld aan te pakken. ‘Zware straffen helpt niet, wordt gezegd. Som­migen demonstreren in stille tochten, maar helaas! Een oplossing kan mogelijk gevonden worden als we het probleem in zijn geheel in ogenschouw kunnen nemen. Dat betekent dat we de schuldvraag dan wel de verant­woor­delijkheid niet slechts bij de ouders moeten leggen of bij de school, bij de politie of de overheid in het algemeen.

Men kan zeggen dat in deze iedereen verantwoor­de­lijk­heid draagt, maar de plicht van de één, heft de ver­antwoor­de­lijk­heid van de ander niet op. Een oplossing zou gevonden kunnen worden wanneer het mogelijk zou zijn om de situatie (het probleem!) in zijn geheel te kunnen overzien. Maar wanneer is het enigszins mogelijk? Dat zou kun­nen als ons denken, dat ons handelen aanstuurt, niet hoofd­zakelijk zou geschieden vanuit het ‘ik-denken. Dat wil zeggen wanneer een einde komt aan het proces van den­ken dat zijn oorsprong vindt in het ‘ik en in ‘mijn. Wanneer de verantwoordelijken verlost zijn van de zucht naar macht, naar gezag, naar meer geld, naar een betere positie en zelf­be­sten­diging en wanneer wij in ons handelen streven naar heelheid en duur­zaam­heid van mens en sa­men­leving. Het is daarom uiterst boeiend om met el­kaar na te gaan wat de grote gods­diensten over de ver­schillende aspecten van het leven naar voren brengen. De grote gods­diensten en levens­over­tuigin­gen zijn im­mers tradities waar­in nor­men en waar­­den – de verhou­ding tussen goed en kwaad – door­dacht is en doorleefd worden.

Vragen te over
Wanneer eenmaal is vastgesteld wat goed is, kunnen we dan het ‘goede met geweld afdwingen? Dat zou dan ‘zinvol geweld moeten heten, tegenover ‘zinloos geweld!
Zij die er ver­stand van moeten hebben zeggen: ‘Ja, dat mag, als het geweld van de overheid komt.
Maar men moet wel bedenken dat zij die de overheden adviseren dikwijls de zelfde mensen zijn die in hun denken zich laten leiden door zucht meer macht en meer ‘olie. Zij kunnen de intermenselijke problemen niet op­lossen. Hun denken leidt naar meer oorlog en naar meer onderdrukking en afpersing: als een land met olie in de grond door een ander land bezet wordt, spant de ganse wereldgemeenschap zich in om dat land zo snel mogelijk te ‘bevrij­den. Tibet is al een halve eeuw door China bezet, maar dat is nog slechts weinigen opgevallen: Tibet heeft namelijk geen olie in de grond; dus laat de wereld­gemeenschap dat land over aan zijn eigen lot. Zal ‘vergeving ooit de toon van de samenleving mee kunnen bepalen?

De kenmerken van ethiek en moraal (dhrama-lakshans) onder meer van Manu, evenals de ‘Tien Geboden uit de christelijke traditie en de leefregels uit andere levens­beschouwingen, zijn geschreven voor de gewone mensen. ‘Wij mogen elkaar niet doden, niet bestelen, niet bedriegen, niet on­trouw zijn, elkaar niet onmen­selijk behandelen en dergelijke.Wij mogen geen levend wezen, het milieu of de natuur schade toe­brengen. We moeten mede­dogend zijn en elkaar liefhebben. Houden wij ons niet aan deze regels, dan laden wij schuld op ons in de ogen van de gemeenschap, de familie, de buren, vrien­den en collegas, de over­heid, en ja, zelfs in de ogen van ‘God, zo wordt ons soms voorgehouden. Wij moeten elkaar vergeven en ons met elkaar verzoenen! Zo niet politieke leiders. In de politiek wordt over een aanvalsoorlog of over het bezet houden van andere landen ge­sproken als een daad van bevrijding of als preventieve verdediging of het veiligstellen van de gren­zen of als bescherming van het eigen volk. Sedert enkele jaren is ook ‘het bestrijden van terrorisme aan dit rijtje toegevoegd. Het ver­strekken van valse informatie om een daad te recht­vaardigen of om een be­paalde doel te bereiken, zoals het weg­concurreren van markten heet ‘diplomatie.

Handje-klap met zware criminelen en een gou­den handdruk aan mislukte managers of het toe­kennen van topsalarissen en bonussen aan bedrijfsleiders, directeuren en bestuurders, terwijl er vele hon­derden ontslagen vallen onder de gewone mensen, heet investeren in de toe­komst. Als je in een gewapende conflict wint, jaag je op de vijand en onder­werp je de verliezer aan een gerechtshof, of je executeert hem het liefst zelf. Je hoeft dan geen verantwoording af te leggen, want je bent het ‘ter­ro­risme aan het bestrijden. Bitter weinig in de poli­tiek is wat het schijnt en wat de gewone mensen wordt voorgehouden. Wat telt, is hoe de machthebbers het wensen te noemen. Welke normen en waarden volgen de grote machthebbers? Zouden zij hoewel opgegroeid in een Joods-christelijke traditie het woordje ‘vergeving ook wel kennen? Of verwacht men de vergeving van God te mogen ontvangen.

Volgens het hindoeïsme is het onbaatzuchtig doen van je werk, zonder daar­bij het leven van anderen te schaden, het hebben van geduld en vergeving de hoge idealen die de mens dient te realiseren. Die regels helpen een ieder een eigen vorm te ontwikkelen en spiritueel te groeien. Voor wie dit begrijpt is geen enkele vorm van beke­ring nodig. Het is niet belangrijk welke godheid iemand verkiest te aan­bidden en ook niet of iemand überhaupt ‘God wil vereren of een bepaalde godsdienst wil aanhangen. Ook de wijze van de verering is vrij. Belangrijk is het­geen de mens doet of nalaat te doen. Voeg hieraan ver­draagzaamheid en de nobele gedachten uit de Upani­shads en het Bhagavadgitā toe – de leven­dige dialoog waarin zij de problemen van het leven en hun eventuele oplossingen uiteenzetten – en het laat zich begrijpen waarom het hindoeïs­me geliefd is geworden en gebleven.

In de leefregels die het hindoeïsme aan de mens tracht mee te geven, zijn vergevings­ge­zind­heid (chammā) en geweldloosheid (ahimsā) zeer voornaam. Het valt in het leven echter niet mee om al de regels consequent toe te passen. Vaak is de wil er wel, maar is het vlees erg zwak!

Drs. Haridat (Hari) Rambaran. Geboren op 30 september 1941 in Nickerie, Suriname. Hij was in Suriname onderwijzer en werd in Nederland docent wis- natuurkunde en scheikunde. Hij studeerde in Leiden Indiase talen en culturen (Indologie) en gods­dienstwetenschap, met bijzondere aandacht voor het proces van ‘brahmanisering en ‘sanskritisering van het volks­hindoeïsme in Suriname en omgeving. Hij schreef als co-auteur onder meer in Hindoeïsme in ieders bereik (1991), De Arya Samaj: een kwart eeuw in Nederland (1993), Hindoeïsme in Nederland (1999) en Voetafdrukken uit de vedische wereld (Damon, 2004).





[1] Een traditie in het hindoeïsme – ontstaan in de middeleeuwen waarin de verering van en toewijding aan een per­soonlijk voorgestelde godheid centraal staat. Deze godheid zou eventueel genade kunnen verlenen, gelooft men.
[2] Te vergelijken met Mozes in de Joods-christelijke traditie.

Delen via:
comments powered by Disqus