VREDE EN OPVOEDING

Uiteraard willen ook hindoe-ouders, zoals andere ouders, dat hun kinderen in alle rust op­groeien, voorbeeldige staatsburgers worden en in vrede met anderen leven. In hoeverre kan de opvoeding in belangrijke mate bijdragen tot het in de hand houden, het beteugelen en het helpen oplossen van het vredes­vraag­stuk?
‘Shānti, vrede: een toestand van rust; afwezigheid van stoornis en van twist; het onge­stoord samenleven; de toestand dat er geen vijandelijkheid heerst; zich ergens gemakkelijk voelen; een overeenkomst waarbij de vijandelijkheden beëindigd worden; (wettelijke) bescherming tegen (wapen)geweld. Vrede hoort bij het begrip vrij, bij vrijheid en bij vrij zijn. We kunnen iemand ook met vrede laten: met rust laten.


‘Vrede begint in het gezin hoor je wel eens zeggen. Dat blijkt wel zo te zijn.Van hoeveel mensen die een zware misdaad hebben begaan, wijzen onderzoek en rap­por­ten niet uit, dat zij in hun jeugd een verstoorde relatie met hun ouders vooral met de moeder hebben gehad. Nergens anders zijn omgangsvormen en vredesprocessen zo cultureel en maat­schappelijk bepaald dan in de directe opvoedingsrelatie tussen ouders en kinderen. Opvoeding neemt de sleutel positie in als cultureel integratie­middel bij de vorming van het kind tot een volwaardige en vreedzame burger van de samenleving. Daarmee, met de opvoeding thuis, wordt een belangrijke stap gezet tot het stichten en het handhaven van vrede en gerechtigheid, zowel op het lokaal als op het internationaal vlak. Met andere woorden: hoe het kind zich later als volwasse­ne zal gedragen in de maatschappij, wordt thuis in het gezin bepaald.


Enerzijds wordt er door velen aangedrongen op, zelfs gebeden voor en wordt er gestreefd naar vrede. Maar als anderzijds er nog ouders zijn die hun kinderen inprenten dat slechts hun visie op de werkelijkheid – hun godsdienst, kerk of levensovertuiging, etc.- de enige ware is; dat slechts zij de waarheid in pacht hebben en dat de rest van de wereldbevolking een dwaling verkeert, mag men dan niet versteld staan of er de schande over spreken als ergens de vrede bedreigd wordt of zelfs bruut verstoord. De kiem van het gebruik van zinloos geweld wordt thuis in het gezin gelegd. In de buiten­wereld zien wij er slechts een uitwerking van.


Met de roep om of met het verlangen naar vrede, koestert de mens de hoop op het herstel van een verstoorde relatie en dat de vrede blijft gehandhaafd. We kunnen ons hierbij wel afvragen waar de ver­storing vandaan komt, waar is zij ooit begonnen en geleid tot een toestand van vijandigheid. Begint de verstoring, de onvrede, niet in de eerste plaats in de geest van iemand, voordat die de samenleving in wordt gestraald?
Wij willen allemaal vrede en toch wordt die keer op keer verstoord


Naderhand wordt er wel getracht om het conflict te beëindigen en om de vrede te herstellen. Een enkeling krijgt daar zelfs een prijs voor. ‘Maar als er geen verstoring plaatsvindt, hoeft er ook geen overeen­komst te volgen waardoor de vijandigheden beëindigd dienen te worden, zo eenvoudig is het, ben je geneigd te denken. Maar zo simpel ligt het kennelijk niet! Of is vrede zo iets ongekunsteld van aard, zo eenvoudig, dat het ons niet lukt haar te reali­seren? Wij lopen haar gewoonweg voorbij! Of is vrede misschien juist zeer complex, iets dat voor de mens moeilijk te bereiken valt. Wel heeft vrede verschillende aspecten die op elkaar inwerken, zoals de facetten van een edelsteen die samen de glans en de waarde het kleinood vormen. Zaken die vrede zo waardevol maken zijn o.m.: respect, verdraagzaamheid, tolerantie en harmonie. Zij zijn belangrijke aspecten van: ieder aspect mag schitteren, maar kan op zich alleen nog geen stabiele vrede bewerkstelligen; samen wel!
Vrede is in ieder geval niet alleen de afwezigheid van actuele oorlogs­han­delingen: het uitvech­ten van een gewapend conflict, hoewel dat het meest in het oog springt. De verstoring van vrede, onvrede dus, ontstaat eerst in de geest van de mens zelf, o.m. door jaloezie, begeerte en het streven naar meer geld en macht vooral; door het eigen belang voorop te stellen ten koste van anderen; maar ook door angst en onkunde. Toch willen wij allen gelukkig zijn en in vrede leven: hindoes bidden er zelfs om ‘AUM Shānti”. Maar wat doen wij er aan of ervoor om vrede te bereiken, te realiseren en te stabiliseren?


Sri swami Ramana Maharshi zegt hieromtrent:
Zolang de eerste persoon ik bestaat, zullen ook de tweede en de derde persoon, jij, hij en zij, bestaan. Door een diepgaand onderzoek te doen naar de ware aard van het ‘ik’, lost het ‘ik’ op, en daarmee ook jij, hij en zij. Wat blijft is het Absolute Zijn: dat is de natuurlijke staat.
De mate waarin wij in staat zijn om vrede en gerechtig­heid te bewerkstelli­gen wordt voor een groot gedeelte bepaald door het niveau van de spirituele ontwikke­ling waartoe de geest is gevor­derd en de mens in staat is daarnaar te handelen. Dat wil zeggen dat vrede bij de mens begint als een mentale houding – iets dat eerst gestalte krijgt in de geest van de mens – en pas in de tweede plaats iets dat in de samenle­ving wordt bewerkstel­ligd of wordt teruggevonden: als vrede niet tot het innerlijke, het karakter, tot de ‘svabhā­va’ van iemand behoort, zal het de persoon niet lukken ware vrede te bewerkstel­ligen, wie die persoon ook is, welke functie die ook mag nekreden of waar die ook mag zijn.


Je zou het vredesvraagstuk ook anders kunnen stellen: ben ik bereid en in staat aan de inhoud en de vorm van mijn handelen – hetgeen ik doe of nalaat en de reden daarachter – een spirituele motivatie te geven? Of gaat het steeds maar om meer geld en macht te vergaren, en wel ten koste van anderen. M.a.w.: hoe gedraag ik mij als mens en op welke grond: wat zijn mijn beweegredenen. Let dus op: vrede begint bij jezelf!
Sedert de oudheid hebben denkers geprobeerd het gedrag van mensen zo te beïnvloeden dat deze in harmonie met elkaar kunnen leven; denk maar aan de regels van Mozes, Hamurabi en van Manu onder meer. Een zeer belangrijk deel van de opvoeding en de vorming van kinderen is er op gericht om jonge mensen zo harmonisch mogelijk tot volwassenheid te begeleiden; om van het mensenkind een betere en volwaardige mens te maken. ‘Manur bhava, heet dat in de vedische traditie.


Het Hindoeïsme, behalve dat het als een godsdienst wordt gezien en een ethisch sys­teem is, geeft een uitgestippelde route aan tot zelfreali­satie en tot het vestigen van vrede: vrede (shānti) met zich­zelf (santogha), waardoor er vrede in de samenle­ving kan worden gerealiseerd. Bij hindoes gaat het hierbij niet alleen om een geloof maar ook om een leefwijze, leven volgens de dharma, waardoor er overal vrede heerst. Als er harmonie en rust in jou gerealiseerd is, straal je die ook uit naar de samenleving toe. Indien iemand niet in vrede met zich zelf leeft, hoe kan die persoon ooit stabiele vrede onder de mensen en in de samenleving brengen!
De wijze waarop iemand leeft dient zodanig te zijn dat er een geestelijk en materieel evenwicht in het leven wordt bereikt. In de godsdienst kunnen de rituelen bijvoorbeeld dienen ter onder­steuning van die wijze van handelen en leven. Op het spirituele vlak kunnen mensen hun geestelijke evenwicht ontwik­kelen en daarin groeien door het beoefenen van o.a. yoga en meditatie. Op het materiele vlak boekt men succes door het realiseren van de deeldoelen, de purushārta’s, zoals artha en kāma: het verwerven van bezit en te zorgen voor nageslacht.


Een gezonde leefwijze, voeding en behuizing kunnen tot verbetering leiden van het fysieke welzijn. Daar heb je artha voor nodig.
Het vedische beginsel ‘manur bhava (wordt mens) omvat dus veel meer dan een religieu­ze bele­ving alleen. Het betekent ook een zodanige ontwikke­ling en ontplooiing van de mens dat van hem een positieve uitstraling uitgaat op zijn omgeving. Het hande­lingsas­pect – karma – dient op de verantwoordelijkheid en op de menselijke aard te zijn afgestemd. Alle stromin­gen binnen het hindoeïsme gaan bij hun geloofsbeleving en het inrichten van hun leven uit van dit vedisch beginsel. De verschillende godsdiensten in het hindoeïsme geven elk op hun eigen wijze richtlij­nen aan om tot die innerlijke groei en ontwikkeling te komen.
Maar veel van de ‘geboden’ worden zeer vaak door groepen mensen als hun eigendom opgevat – als hun exclusief bezit – en op een eigen wijze beleefd, hetgeen op zich weer tot conflicten aanleiding geeft en goed bedoelde regels mensen eerder uit elkaar drijven dan tot elkaar brengen, waardoor vrede en gerechtigheid in gevaar komen of verstoord raken.


De mens zou echter geen mens zijn – het hoort bij het menszijn – als hij niet zou trachten vrede te brengen. Dat doet een ieder op zijn eigen manier en vanuit zijn eigen invalshoek en traditie weliswaar. Dit wordt niet zelden ingege­ven door zijn eigen belan­gen en verlan­gens, hetgeen weer eens tot conflicten kan leiden. U ken misschien het verhaal van Frederik van Eden over de twee mierenko­lo­nies: een vredelie­vende en een oorlogszuchtige. Op een gegeven moment besloten de vredelievende mieren de oorlogszuch­tige te doden en zelfs op te eten, omdat die niet vredelievend waren Heeft u deze wel?


Beschouwingen over vrede en gerechtigheid bewegen tegenwoordig zich meer en meer in de richting van het grote geheel: ‘vasudeva kuthumbha khambha’, de wereld als een grote familie (een oude oproep uit de Mahā Upanishad). Dat wil zeggen dat vrede en gerechtigheid steeds meer in een collectief kader worden geplaatst. Aan de andere kant zie je ook dat de mens als sociaal wezen in deze tijd steeds nadrukkelijker op de voorgrond aanwezig wil zijn: de ‘IK vind zus en zo’ mentali­teit en ‘het moet kunnen opwelling. En als er niet gebeurt wat Ik vind (met een hoofdletter), ja dat is een conflict, een probleem en is de vrede verstoord.
Als het gaat om vrede en gerechtigheid, zou het ook moeten gaan om de interacties tussen mensen die elkaars bestaan mogelijk maken, want we zijn met elkaar bezig de wereld rond om ons heen voortdurend zo in te richten dat zij leefbaarder wordt en blijft. We zijn als maar met elkaar bezig, maar elk ziet de werkelijkheid door zijn eigen bril met specifiek gekleurde glazen, waarin het eigen belang de kleur van de bril bepaalt.
De menselijk geest moet derhalve in staat worden gesteld om in toenemende mate een helder beeld te krijgen van de wereld om ons heen en wat er achter schuil gaat. Dat zou de onderlinge vrede kunnen bevorde­ren: als een interactie om het grote geheel te dienen.

Het hindoeïsme is een levensbeschou­wing die daarin zeker haar steentje kan bijdragen of bijdraagt en antwoord probeert te geven op de vraag: hoe te handelen en ook de vrede te bewaren.
Het grote vraagstuk waar de mens altijd al mee heeft gezeten is de kwestie van het handelen: zal ik dit doen of zal ik het nalaten; wat is voor mij het beste om te doen zonder dat ik de harmonie verstoor en de vrede in gevaar breng. Het mag onderhands al genoegzaam bekend verondersteld worden dat de grote boogschutter Aryuna o.a. ook met deze vraag heeft gezeten en Sri Krishna hem daaromtrent heeft onderhou­den. Het hele Bhagvad Gitā handelt er over.
In oude verhalen lees je soms dat er in een ashram, het verblijfplaats van rishi’s en sādhu’s, zieners en kluizenaars (asceten), het zo vredig aan toe kan gaan dat er zelfs ook diverse odieren in verblijven: de pauw en de hert zijn er altijd en soms is er ook een leeuw of tijger bij. De vrede in het ashram was zo ver doorgedrongen, dat de dieren daar van hetzelfde voedsel leefden. Zowel het hert als de leeuw at o.m. rijstebrij, want er mag niet gedood worden om aan voedsel te komen. We kunnen ons wel afvragen of dit – het wegcijferen van zichzelf, van de eigen behoeften en verlangs – wel een gezonde vorm van vrede is: zal de leeuw er niet naar hunkeren of smachten om het hert eens als maaltijd te mogen krijgen? Vast wel, denk ik: want het eten van vlees behoort nu eenmaal tot het karakter, de svabhāva van de leeuw.

Handelen tegen je de natuur in, tegen de innerlijke drang en het karakter in, kan niet bevorderlijk zijn voor de harmonie in jezelf. Die levenshouding is kunstmatig aangeleerd door dressuur of trai­ning, maar dreigt voortdu­rend de harmonie te verstoren, want vroeg of laat komt de onder­drukte neiging of de innerlijke drang tot uitbarsting en weg is de lieve vrede, die slechts op rationele gronden werd gehandhaafd. Om er enige zich op te krijgen hoe de karakter­vorming in het hindoeïsme tot stand komt, kijken we eerst even er naar zelf.
‘Besef dat u mens bent en deel uitmaakt van de kos­mische werkelijkheid(het zelf), voor sommigen onder u: van Gods schepping. In die werkelijkheid heerst er har­mo­nie. Vrede is der­halve een natuur­lijke zaak voor de mens; schijnt op natuur­lijke wijze uit onze ‘binnen­stad, maar we beletten haar om naar buiten te stralen. We dempen haar met onze angst en be­geerte en ver­storen haar door ons handelen: met hetgeen we doen en nalaten; gestuurd vanuit onze eigen ‘binnenstad waar o.a. willen en het den­ken, de begeerten en ook de angsten zetelen. Ons handelen is niet zelden zelfzuchtig en er op gericht om er zelf beter van te worden! En we willen ook nog vrede!


Laat het volgende tot ons door­drin­gen:
zolang er in onze eigen binnenstad geen vrede is, zo­lang vrede geen deel uitmaakt van ons karakter, onze svabhâva, zal het ons niet luk­ken vrede uit te stralen of te reali­seren. Oorlog is geen natuurramp die de mens over­komt, maar een misère die de mens zelf over zich heen roept. Die ellende begint in de geest van de mens zelf; soms schrijft iemand er zelfs een boek over. In die zelfde geest zal ook de vrede moeten worden opge­bouwd; vrede is een menselijke verant­woor­de­lijk­heid en taak: de mens zal het zelf moeten doen.
Ieder­een is ooit als mens geboren – geschapen naar Gods evenbeeld – later heeft men er een christen, mos­lim, hindoe of iets anders van de mens ge­maakt. Slechts als mens bent u in staat vrede te bren­gen en haar te stabili­seren! Zolang het den­ken echter be­heerst wordt door begeerte, afgunst en angst zullen wij niet in staat zijn de vrede te stabiliseren. Angst moet plaats­maken voor vertrouwen, liefde en mede­dogen.


Wil je vrede brengen en haar ook stabiliseren, begin dan eerst bij je zelf, in je eigen bin­nen­stad, of doe eens zelf de eerste stap: heb vertrouwen in jezelf en vrede met jezelf. Indien dat niet het geval is, zullen we blijven zoeken naar midde­len en methoden om anderen te bedrei­gen en angst in te boe­zemen of zelfs te doden, denken­de dat we daar­mee de vrede dienen. Mededogen en een geweldloos bestaan vormen de ware basis van stabiele vrede. Verdraag­zaam­heid, vrijheid en vrede gaan samen, maar scheppen ook verplich­tin­gen: de plicht om anderen in vrijheid te laten en te respecteren, maar ook om te delen; te delen in de macht, ook met hen die anders denken of willen, maar daarmee vrede en vrij­heid niet in gevaar brengen.


· Vrede betekent even­eens respect hebben voor de natuur: de planten, de dieren, de dingen, de lucht om je heen: voor het milieu. De vrede kunnen we bereiken, her­stellen en sta­biliseren, indien we haar boven aan onze agen­da plaatsen: dat wat er gedaan dient te worden; wij moeten de vrede duszelf wel willen! Wij streven echter meestal eerst iets anders na: de on­der­han­delings­positie ver­sterken of vooraf meer macht op­bou­wen, meer land bezet houden en der­gelijke. Maar vrede is zon­der wegen of om­wegen want zij zetelt al in uzelf, in uw ‘binnen­stad. Vrede gaat niet langs be­paalde paden, een gods­dienst, sekte of nationali­teit, om­dat die elk een eigen waarheid hebben hoog te houden, terwijl vrede onbe­grensd en on­voor­waar­delijk is. Maar lrt op: we kunnen niemand van buitenaf vrij­maken of dwin­gen vrij te zijn.
Vrede is een natuur­lij­ke zaak, maar indien vrede niet de hoogste prioriteit krijgt, bereik je haar niet. Besef dat en tracht bovenal mens te zijn!


Vrede is zo diep menselijk dat mensen er een goddelijke dimensie aan geven en om de vrede bidden. Maar meestal regent het wapens!
Stelt u zich keer op keer de vraag: wie ben ik en met welk doel ben ik . U leert de vrede kennen en toepassen. Of wilt u liever eerst iets anders en komt uw mens­zijn, en daarmee ook de vrede pas later aan de orde?

Sanskāra: vorming en oefening
Het Sanskrit woord sanskāra betekent ‘vormgeving of vorming. Bij het kind geschiedt de vorming door de opvoeding. De grondgedachte in het hindoeïsme, zoals hierboven verwoord, klinkt wel mooi, maar wat doen hindoes er aan om die nobele inzichten in praktijk te brengen en om die over te dragen aan de komende generaties. Voor de opvoeding, vorming, oefening en de overdracht van normen en waarden gebruiken zij dat wat ‘sanskāra’ heet, hetgeen zich het beste door ‘cultive­ren’ of ‘vormgeven’ laat verlaten: je moet het gedrag van de mens vormen; goed gedrag moet je aankweken, zodat de mens ervan overtuigd raakt dat vrede en gerechtigheid de beste manier zijn om de obstakels naar verlos­sing te vermijden. Die karaktervorming moet een essentiële onderdeel zijn van de gehele opvoe­ding en vorming. Daarvoor hebben hin­does een pad ontwik­keld, het pad van de 16-sanskāra’, de rites de passages: het zijn markante momen­ten in het leven die de bakens vormen om de vorming en op­voe­ding van jonge mensen zo harmonisch mogelijk te doen plaatsvin­den en volgens welke zij, een­maal vol­was­sen gewor­den, hun leven zo goed mogelijk kunnen inrichten.


De sanskāras vormen de kern van de opvoeding en van de vorming van het kind tot een betere mens. Iedere ouder is trouwens in de eerste plaats zelf verantwoor­delijk voor de opvoe­ding en de vorming van hun kin­deren. Als je in de kranten leest dat mensen anderen mishan­delen en dat het geweld op straat toeneemt, is het besef over vrede en gerechtigheid aan de kinderen onvoldoende meegeven. Laat men daarover eens naden­ken.


Het komt nog al eens voor dat ouders tussen de schooltijden hun kinderen ophalen en meteen ook een boodschap doen. Terwijl de moeder of de vader bezig is, trekt het kind het een en ander uit de rekken en laat die op de grond vallen. De ouder ziet dat, maar grijpt niet in. Als kinderen in het bijzijn van de ouders in een park planten beschadigen, zonder dat de ouders ingrijpen, krijgen de kinderen de levenshouding mee dat ‘beschadi­gen’ mag, dus ook van je medemens. Kan het zijn dat dit kind later met een wapen door de deur van een café schiet en anderen verwond of zelfs doodt? Later roepen we protest­bijeenkomsten op tegen ‘zinloos ge­weld’! Ik vraag mij af of geweld ooit zinvol is. Aanvaarding van deze visie op het leven en de wereld – op mens en maatschappij – heeft consequenties: je kunt je o.a. niet veroorloven anderen leed toe te brengen. Is dat niet een goede basis om de vrede te bevorderen en gerechtig­heid te vestigen?


Terwijl wij – op aan onze spirituele ontwikke­ling werken – als het ware allen op hetzelfde schip op de oceaan van het leven dobberen – kunnen wij elkaar toch op een hu­mane wijze behandelen en er naar streven de kwaliteit van het bestaan te verhogen, of niet? We verzame­len alle middelen die daarvoor nodig zijn, maar houden die vooral niet voor zich zelf: sevā (dienstbaar­heid), karuna (mededogen) en vairāgya, ongebonden­heid en ongehechtheid zijn de ingrediënten die de reis aange­naam moeten maken, onze ontwikke­ling voortzetten en gerech­tig­heid en vrede bevorde­ren. Uiteraard hebt je het een en ander nodig om de kwaliteit van het bestaan te verbeteren: je hebt je behoeften en je neigingen; je verlangens. Die moet men wel op verantwoorde bevredigen en stillen. Daarvoor heeft men in het hindoeïsme een stelsel ontwikkeld: de behoeften en verlangen worden plaatsen in bepaalde fasen van het leven. Deze gedachte wordt verwoord in het ashram-stelsel. De belangrijk­ste bedoeling van dit stelsel is: leven op een verant­woorde wijze waardoor conflic­ten worden vermeden: die daar de basis voor vrede en gerechtigheid, maar wel in vrijheid[1].

5. Vrijheid en verwondering
Hoe kunnen godsdiensten bijdra­gen aan een samenle­ving die in al haar verschei­denheid in harmonie en vrede leeft. Hoe kunnen ont­moetingen met an­ders­gelovigen grensver­leggend werken? Laat pluri­formiteit zich rijmen met de waar­heids­vraag?
Terwijl in het hindoeïsme er naar gestreefd wordt om iedereen in zijn of haar waarde te laten ontwikkelen, wil men ook verder: verder zonder de vrede te verstoren. De basis daarvoor heeft men gevonden in ‘verwondering’: verwondering voor het goddelij­ke. We mogen best het kosmische (God) met menselijke maatstaven aangeven – in de kunst bijvoorbeeld – als je maar beseft dat jouw benadering het slecht een visie is en absoluut. Weer een uitstekende uitgangspunt om de vrede te bevorderen.
De ervaring leert dat mensen uit verschillende religies bij hun eerste ontmoetingen elkaar – vanuit hun eigen traditie uiteraard – alles willen vertellen en soms precies weten hoe het zit; hoe God bijvoorbeeld te werk gaat, en als het even kan de andere vertellen hoe en in wat die zou moeten geloven. Men gaat bij zo’n ontmoeting uit van zijn eigen gelijk, waardoor de onderlinge harmonie onder druk komt te staan. Achteraf, als de contacten ruimer worden, gaat men misschien relativeren en op verzoe­ning uit. Maar laten we eens uitgaan van een thema als ‘verwondering’ – het zich verwonde­ren over het grote mysterie – en proberen levens­vraag­stukken van daaruit te benaderen. Zou dat dan niet tot andere resultaten kunnen leiden , de onderlinge vrede bevorderen en verzoening achteraf overbodig maken?


Zeker, zo’n thema als startpunt zou een veelzijdigheid tentoonstellen en leiden tot vele zinnen. Zou dat erg zijn dan? Pluriformiteit wat betreft de godsdienst en een multiculture­le samenleving zijn voor hindoes al lang geen nieuwe begrippen meer. Juist voor christenen zijn dit vrij nieuwe erva­ringen, hoewel zij al enkele eeuwen de contro­verse rooms­ka­tholiek-protestant wel kennen en contacten onder­houden met volkeren die anders denken. Maar nu zij ineens een hindoe of een boeddhist in de straat hebben wonen, is de ervaring een heel andere dan die men krijgt bij het lezen van publica­ties over hen. Het zijn dan ook in de eerste plaats christenen in onze samenleving die met deze situa­tie niet zo goed raad weten. Of daarin angst mede een rol speelt, is door mij niet in te schatten, maar het lukt hen wel het pro­bleem in diverse nota’s en beleidsmaatregelen zodanig te brengen alsof de nieuw­ko­mers in dit land de pro­blemen zijn of er mee hebben en de vrede verstoren. Dit heet dan politiek.


Wan­neer wij over de samenle­ving praten, over het bewerkstelligen van vrede en gerechtig­heid, kunnen we er niet omheen om ook de machthebber en de gezagdra­ger – dus de politiek – er bij te halen. Zoals eerder gezegd is pluriformiteit in een multiculture­le samenle­ving de hindoe niet vreemd. Vreemd in zijn denken is wel het exclusieve waar­heidsbe­grip, namelijk de aanmati­ging de waarheid in pacht te hebben. Reeds de Rig-veda, de basis van hindoes, zegt het: ekam Sad-vipra bahudha vadanti – Het Werkelijke is Eén, de Wijzen noemen Het met verscheidene namen – en ekam Santam bahudha kalpayanti – Het Heilige is Eén, Het wordt echter op ver­schei­dene manieren voorge­steld en uitgebeeld.
In het hindoeïsme is men niet geobsedeerd door de opvatting dat hun godsdienst de enige drager van het licht is, terwijl alle anderen in het duister tasten en tot elke prijs bekeerd moeten worden. Een hindoe laat iemand in zijn visie van de waar­heid, doch legt wel uit dat dit niet de uiteinde­lijke waarheid kan zijn. Voor een hindoe is pluriformi­teit dus goed te rijmen met de waarheidsvraag.


De meeste hindoes die nu in Nederland wonen, komen uit Suri­name, een beknopte uitgave van de wereld, zou je kunnen zeg­gen. Daar heeft men geleerd dit ruime en verdraagzame stand­punt van het Hindoeïsme in te nemen, teneinde de culture­le, religieuze en andere ver­schillen te overbruggen. De oplos­sing van onze problemen zal nimmer kunnen in uniformiteit van geloof en cultuur, maar juist in een dieper inzicht in de eenheid te midden van alle ver­schei­den­heid. Alles vindt zijn oor­sprong in het Ene, die we niet kunnen kennen en waar wij slechts verwondering voor kunnen opbrengen, de basis van het dialoog, dat een goed uitgangspunt is voor vrede en de verdeling van de opbrengsten: gerechtigheid.

6. Waar gaat het om
We zijn allen op zoek naar geluk en voorspoed. We hebben allen onze neigingen en behoeften die we willen bevredi­gen: doe dit echter met mate, wordt er geen slaaf van, onthecht en doe het in vrijheid, zonder een andere leed toe te brengen, zegt het hindoeïsme. Vrijheid in geloven, denken en handelen met in achtneming van de dharma-regels bieden derhalve de grootste kansen op vrede en het vestigen van gerechtigheid. Wat je niet wilt dat jou overkomt. doe dat een ander ook niet aan: zo eenvoudig is het!


Wat nu is in het hin­doeïsme, in de hindu-dharma, dat ondanks zich met andere te hebben ver­mengd, toch nog zijn karakter niet heeft verloren? Dat is de mate waarin het de onderlin­ge vrede probeert te scheppen: geen onverschillig­heid, maar tolerantie en verdraagzaam­heid, waar­door onderlinge verschillen niet meer storend zijn en geen aanlei­ding geven tot conflict.
De waar­heid kan er maar één zijn, al drukken mensen zich daarover verschillend uit (een gedachte uit de Rig-veda). De opvoeding en de vorming moet er op gericht zijn dat dit besef aan de kinderen wordt bijgebracht.
Het vredesvraagstuk is daarom voornaam te beantwoorden, omdat een ieder onder ons – ongeacht in welke gemeenschap die ook woont, waar van de we­reld dan ook, welke taal die ook moge spreken, welke levensovertuiging die ook mag aanhangen – steeds zoekt is naar waarheid en het geluk. Wat is dan de ware oorzaak van conflicten, dus wat leidt tot ver­storing van de vrede.


De betrekkingen tussen mensen zijn oneindig geva­rieerd en kunnen niet tot een formule worden gereduceerd. We kunnen niet tot een uniform gedrag komen, maar wel ons gedrag op elkaar afstemmen, zo, dat de andere geen leed wordt toegebracht en er zo weinig mogelijk last van heeft. Bij het bewerkstelligen van vrede en het realise­ren van ge­rechtigheid is derhalve het menselijk gedrag van essentieel belang. Dat legt op ons de verplichting om gestadig naar verruiming van inzichten en vergro­ting van kennis te streven – vidyā en dhi. Daarnaast is chammā, vergevensgezindheid van groot belang, maar boven dit staat santosa, tevredenheid; allemaal aspecten van dharma. Ouders dienen bij de opvoeding van hun kinderen hen in deze deugden te oefenen. Wie ontevreden is en steeds maar meer wil hebben – zich laat leiden door begeerte en hebzucht, zal verstoring van het even­wicht veroorza­ken en kan dus de vrede en gerechtigheid niet dienen.


Een van de belangrijk­ste kanten van hindu-dharma, het hin­doeïsme, is het scheppen van onderlin­ge vrede: geen onverschilligheid, geen oppervlakkigheid, maar bedaardheid en kalmte. Evenmin eist het exclusiviteit voor zich op, maar predikt tolerantie en ver­draagzaam­heid, waardoor onderlinge verschillen niet meer storend worden ervaren en dus geen aanlei­ding geven tot conflict: de waar­heid kan er maar een zijn, al drukken mensen zich daarover verschillend uit. De betrekkingen tussen mensen zijn oneindig geva­rieerd en kunnen niet tot een formule worden geredu­ceerd. We kunnen niet tot een uniform gedrag komen, maar wel ons gedrag zo op elkaar afstemmen dat de andere geen leed wordt toegebracht en er zo weinig mogelijk last van heeft. Bij het bewerk­stelligen van vrede en het realiseren van gerechtigheid is derhalve het menselijk gedrag van essentieel belang. Dat legt ons de verplich­ting op om gestadig naar verruiming van inzichten en vergroting van kennis te streven: naar vidyā en dhi.


De spil waar het in het hindoeïsme om draait, is – zoals al eerder betoogd – het begrip ‘dharma’: het kenmerk van ethiek en moraal, dat het handelen inspireert en op een humaan niveau houdt. Door de dharma te volgen is godsrealisatie (zelfrealisatie) mogelijk: het hoogste geluk in de visie van hindoes: ananda. De eerste stap op deze weg is om door eerlijk handelen (satya) harmonie te scheppen. Dharma roept ons derhalve op om met alles en allen en ook met de natuur om ons heen in vrede en harmonie te leven: kort om: wat je niet wilt dat jou overkomt, doe dat een ander niet aan: zie het ochtend­gloren van een vredesvolle dag en de grondslag voor gerechtig­heid. Vrede houdt daar­bij in dat men een ieder respecteert in zijn of haar weg om het goddelij­ke te bereiken.
De verschillende concepten en structuren in en van het hindoeïsme zijn er opge­richt om de menselijke geest tot rust te brengen en de verlangens en neigingen – die we allemaal hebben – te stillen. Als de mens ‘tevreden’ is, bewerkstelligt hij vrede en gerechtig­heid in de samenleving en veroorzaakt hij geen disharmonie en er is geen groter gevaar voor vrede dan het ontbreken van harmonie: in shānti zit vooral harmonie ingesloten.


Er is nog een belangrijk element die de vrede in de samenleving kan bedreigen, namelijk het zich afsluiten, dan wel zich afzonderen en aan de zijlijn staan toekij­ken wat anderen tot stand brengen. Hierdoor verstoor je namelijk de harmonie in de samenleving. Participatie in bestaande instellingen is nodig, maar niet voldoen­de. Het ethische en spirituele leven vereist naast kennis van de grondbe­grippen en van de concepten uit jouw traditie, ook dat men die ideeën in het leven toepast. In Nederland ontbreken vaak mogelijk­heden voor hindoes om zich cultureel en sociaal vanuit het hindoeïsme te kunnen manifesteren. Desalniettemin is het over­grote deel van de Hindoes die naar Nederland zijn gekomen hun cultuur en tradities nog trouw. Optimaal leven volgens bepaalde be­ginselen is echter niet mogelijk zonder de daarvoor noodzakelijke voor­waarden en voorzieningen. Mogelijkhe­den tot het uiten en beleven van de leer zijn vooral belangrijk voor de meest kwetsbare groepen van de gemeen­schap: de ouderen en de jongeren. Zonder mogelijkhe­den voor cultuuruitingen en geloofsbe­leving kunnen leden uit deze groepen in sociaal-maatschappelijke proble­men raken en onderlinge harmonie verstoren, waardoor ook de vrede in het geding geraakt. Dus participatie is een voorwaarde voor de onder­linge harmonie en voor een stabiele vrede.


Met name door een vervaging van het norm­besef, door een lossere binding met de traditie ontstaan identiteits­crises en is het voor velen moeilijk zich in de maat­schappij te oriënteren. Een gedegen kennis van belangrij­ke aspecten uit de eigen traditie kan de gevoelens van vervreemding tegen gaan, de harmonie bevorderen en vrede bewerk­stel­ligen. Zaken als verge­vingsgezind­heid, verdraa

Delen via:
comments powered by Disqus