De Bhagavad Gita is het verhaal van de ziel van de mens, een vrije ziel voor vrije mensen. Het maakt nogal wat uit of je in het bestaan van een ziel gelooft. Het woord ziel heeft alles te maken met bezieling. Wie niet gelooft dat mensen, planten, dieren en dingen een ziel hebben, gelooft vaak ook niet in een bezielde samenleving. Kritiek van denkers als Mahatma Gandhi op de samenleving is dat deze ‘ziel-loos’, doel-loos en daardoor ‘stuur-loos’ is. Wie mens, natuur en samenleving ziet als bezielde processen, kan ook helpen het leven te bezielen: met liefde, met hoop en met passie.
En het hangt er vervolgens van af hoe de ziel eruit ziet. In het Westen gelooft men dat de ziel dat deel is van de mens dat beschadigd kan worden, dat verloren kan gaan, dat slechte dingen kan doen, dat ziek kan worden. Psychische problemen worden dan ook gezien als ziekten van de ziel. Een therapeut werd vroeger ook wel een zielenknijper genoemd. Deze visie staat haaks op de visie op de ziel binnen de hindoetraditie.
In de Veda’s is de ziel onsterfelijk, onaantastbaar en smetteloos. De mens bestaat in de Indiase traditie uit twee delen: een ego en een ziel – het ware, spirituele zelf. Volgens veel spirituele tradities is het ego een illusie en is alleen de ziel werkelijk. Als het waar is wat hier gezegd wordt, heeft dat nogal wat consequenties. Dan hoeven we niet te leven met boete, zonde en schuld. Dan mogen we in het leven staan als vrije mensen, die zonder angst kunnen werken aan een bezielde samenleving.
Hoe verwoordde Mansukh Patel dat ook al weer in zijn versie van de Gita. Hij laat Krishna zijn essentie beschrijven.
Ik ben de smaak in zuiver water en de zachte aanraking van de wind.
Ik ben de schittering in de zon en de maan, de warmte in elk wekkend woord, maar ook de klank in de stilte.
Ik ben de moed en kracht van mensen, de mannelijkheid in de man
en de vrouwelijkheid in de vrouw. Ik ben de zoete geur van de aarde, de gloed in het vuur en het leven in alle schepselen.
Het oudste geschreven voorbeeld van een universele idee over de dood is te vinden in het oude Egypte. Volgens het Egyptisch dodenboek van de schrijver Ani (ong. 1250 voor Chr.) geloofde men dat de ziel na de dood de aarde verlaat en aan een tocht door de onderwereld begint, waarna de overledene nog één uitdaging wacht voordat hij het hiernamaals kan binnentreden: het oordeel van Osiris. Volgens van Lommel is het idee dat de ziel onafhankelijk van het lichaam kan worden ervaren al duizenden jaren bekend. Zo werd in het oude India gezegd dat de ziel noch komt noch gaat. ‘Wanneer zou het tijd voor haar zijn om te gaan, wanneer alle tijd in de ziel zelf is’.
ik wens je geen rijkdom en vele talenten
ik wens je een léven van tijd en momenten
momenten van vreugde, momenten heel stil
en tijd om te zien wat je ziel van je wil
Door de ziel staan we in verbinding met God en onze goddelijke essentie. In alle religieuze tradities leeft de overtuiging, dat onze ziel ons openstelt voor het goddelijke. Daarin bestaat ook de relatie tussen de levensgeest en de ziel. IN de Bhagavad Gita wil Krishna graag het heil van Arjuna’s ziel zien. Het is belangrijk dat de ziel gezond en heel is, dat ze haar glans niet verliest, maar zich laat zien zoals ze geschapen is.
Door Rinus van Warven