Je zou toch denken dat ze elkaar goed zouden kunnen verstaan: de geestelijken en de hulpverleners. Niets is echter minder waar. De dominee, de priester, de pandit en de imam hebben het onderling al nooit kunnen vinden, laat staan dat ze konden communiceren met de psychotherapeut, psycholoog of maatschappelijk werker.
In de wereld van het interreligieuze gesprek – vertegenwoordigers van verschillende godsdiensten komen bijeen om elkaar te ontmoeten – doet de volgende anekdote de ronde. “Een pandit, een imam, een dominee en een rabbijn waren bijeen gekomen om hun geschillen bij te leggen. Ze vonden alle vier dat ze het enige juiste godsdienstige inzicht hadden. Ze kwamen er maar niet uit. Uiteindelijk besloten ze om gezamenlijk tot God te bidden. Hun gebed leek verhoord te worden, want plotseling verscheen God in hun midden en sprak: ‘Jullie mogen alle vier een wens doen.’ De dominee wenste dat God partij zou kiezen voor zijn geloof – het enige ware – en dat hij de godshuizen van de drie andere godsdiensten zou sluiten. De imam en de rabbijn bleken dezelfde wens te hebben. ‘En u?’, vroeg God aan de pandit. ‘Ik heb geen wens, Heer. Ik ben al dik tevreden als u de wens van de andere heren vervult…’
Elkaar vertrouwen hebben ze nooit gedaan. En ondanks alle inspanningen om in Nederland tot dialoog te komen wil het maar niet vlotten met dat gesprek. Ook tussen dominees en pandits aan de ene kant… therapeuten aan de andere kant… het gaat nog steeds niet optimaal. Als je het vanuit de klassieke maatschappelijke tegenstellingen bekijkt, was er simpelweg sprake van tegenovergestelde belangen. Of het waar is of niet…. dominees, priesters, imams en pandits worden er vaak van verdacht om de belangen van de gevestigde orde te dienen en religieus te onderbouwen. Zei de Brabantse fabriekseigenaar tegen de priester: “Hou jij ze dom, ik hou ze wel arm’. En de psychotherapeuten hebben zich aan de hand van leermeester Carl Gustav Jung altijd ingezet voor de vrijheid van de mens, zowel in maatschappelijk als in psychologisch opzicht. Dat die twee werelden elkaar wantrouwden is in alle opzichten goed voorstelbaar.
Er zijn een aantal pioniers geweest die de kloof tussen religie en psychologie hebben gedicht. Aan westerse zijde was dat bijv. Elisabeth Kubler-Ross die veel heeft geschreven over de religieuze dimensies van rouwverwerking. Swami Vivekananda heeft zich ingezet voor het slechten van de kloof tussen Oost en West. En zoals Mansukh Patel de verhalen uit de Gita uitlegt wordt in dat boek de kloof tussen religie en therapie helemaal gedicht.
In Nederland komt er steeds meer aandacht voor de levensbeschouwelijke kant van de hulpverlening. De wereld van de categoriale zielszorg zodat dat genoemd wordt is een geweldige proeftuin voor geestelijk verzorgers die binnen de muren van een zorginstelling werken van uit een religieuze achtergrond. Zo werken er hindoegeestelijk verzorgers in de gevangenis, het ziekenhuis, het bejaardentehuis, bij de landmacht en de luchtmacht. Maar er valt nog wel wat te leren. Wat hoe geef je vorm aan de inhoud van die geestelijke verzorging. Je praat niet over de Gita als iemand net zijn vrouw heeft verloren. Maar je kunt vanuit de spiritualiteit die de Gita ademt een uitmuntende geestelijk verzorger zijn… En misschien belichaamt het hindoeïsme wel de overbrugging van de kloof tussen religie en hulpverlening. Maar wellicht is het nog te vroeg voor die conclusie….