Er was eens een leerling die een gesprek had met een spiritueel leraar. Nou is dat niet ongewoon, want leerlingen willen wel eens vaker wat weten of hun leraren iets hebben waargenomen in de wereld wat ze zelf niet hebben gezien. Deze leerling stond erom bekend dat hij de dingen die hij weten wilde nooit recht op de man of vroeg. Het ging altijd via een omweg. Ook deze keer. ‘Er wordt van u gezegd dat u een goeroe bent die in staat is om de onbekende kosmos te verkennen. Klopt het wat de mensen over u zeggen?’
‘Waar wil je het over hebben?’, vroeg de leraar. ‘Of het waar is wat de mensen over mij zeggen. Of wil je het over de onbekende kosmos hebben? Waar komt je vraag vandaan. Ik geeft namelijk nooit antwoorden op vragen die niet worden gesteld. Zeg me wat je wilt weten.’
De leerling had niet door dat hij niets te horen zou krijgen als hij niet rechtstreeks zou zeggen waar zijn belangstelling voor de onbekende kosmos vandaan kwam. Hij besloot nog een poging te wagen om de meester te verleiden tot het vertellen van verhalen uit verre, onbekende werelden. Ze zeggen dat u veel gereisd hebt in gebieden waar de mens nog nooit is geweest. Zou u die verhalen niet met me willen delen.’ ‘Jawel hoor,’ antwoordde de leraar, ‘als ik dat soort verhalen zou hebben zou ik ze best met jullie willen delen. Het probleem is echter dat ik die verhalen niet ken. Dus als je me vraagt of ik stukjes van de onbekende kosmos ken, veronderstelt dat dat er ook zoiets is als een bekende kosmos. Ik kan je geruststellen. Zoals er geen onbekende kosmos is, is er geen kosmos die gekend kan worden.’
Enkele dagen later maakte hij met zeven van zijn leerlingen een ochtendwandeling. De dauw lag nog over het land. Na een tijdje brak de zon door en de dauwdruppels schitterden dat het een lieve lust was. Aan het prachtige groene blad van een boom hing ene prachtige waterdruppel. Het zonnetje begin volop op de druppel te schijnen.
De meester vroeg toen welke kleur de druppel had. Rood” zei de eerste, oranje zei de tweede, geel” zei de derde. De vierde zei blauw, nee indigo zei de vijfde, de zesde zei groen en de zevende zei violet. Ze stonden verbaasd over de verschillen en omdat ze er allen zeker van waren ontstond er bijna ruzie.
Toen liet de wijze meester hun enige keren van plaats wisselen en heel langzaam drong het tot hen door dat zij, ondanks de verschillen van hun waarnemingen, toch allemaal de waarheid hadden gesproken. Toen er weer een tijdje verstreken was, liet de monnik hen weer hun oorspronkelijke plaats innemen. Natuurlijk was de zon weer gedraaid en daardoor kaatste de grote waterdruppel weer andere kleuren terug.
En de meester sprak: hoe u de waarheid ziet, hangt af van de plaats en de tijd die u in het leven inneemt, zoals u net een deel van het licht hebt gevonden en dat voor de volle waarheid aanzag. En meester nodigde zijn leerlingen uit om hun medemensen in volle vrijheid hun eigen weg bewandelen, hun eigen plaats innemen en hun eigen
deel van het licht waarnemen..
‘We hebben alle waarheden nodig,’ zei de leermeester, ‘want samen vormen zij het werkelijke spectrum van het licht als geheel, de volle waarheid. Wees daarom niet alleen tolerant, want dat is slechts het dulden van andermans mening, maar wees zelfs blij dat er andere meningen zijn. Zolang gij zelf nog niet het volle licht kunt zien, hebt gij uw medemens als medeleerling nodig om de volle waarheid te leren kennen.’