Er zijn evenveel visies op de dood als er mensen zijn. Dood is gewoon dood, zegt nr. 1. Nee, zegt nr. 2, we gaan na dit leven naar de hemel, zegt een ander. Alleen als je goed geleefd, concludeert nr. 3, want anders ga je toch echt naar de hel. Nonsens, meent nr. 4, je komt nog vele malen terug. En omdat ik goed leef, mag ik nog duizend keer terugkomen, gelooft nr. 5. Dat zal wel, zegt nr. 6, maar je bent hier omdat je moet leren wat leven is. Jullie zien het allemaal fout, besluit nr. 7, omdat het niet te begrijpen is zitten we gevangen in een oneindige cyclus waar niet aan valt te ontsnappen. En als laatste weet nr 8 te vertellen dat al je problemen zijn opgelost als je verlicht bent geraakt.
Mag ik het eerlijk zeggen. Nummer 1 tot en met 8 zijn de stemmen die zich in mijn apenkop afspelen als mijn denkhoofd een poging waagt om vragen van leven en dood te begrijpen. En we zullen het ook niet begrijpen zolang we ons denkhoofd daarvoor gebruiken. Mijn apenkop voelt zich het lekkerst bij de paradox van de clown Bassie. Ja, precies. Dat was een van de betere filosofen. “Ik snap het wel, maar ik begrijp het niet”, was een van zijn gevleugelde uitspraken. Nou en of, als het om vragen van leven en dood gaat, snap ik alles. Ik snap dat het ernstige zaken zijn, ik snap dat de dood veel verdriet doet bij de nabestaanden, ik snap dat vragen van leven en dood met elkaar te maken hebben, ik snap zelfs dat veel mensen uit angst voor de dood vergeten te leven. Ik snap dat allemaal. Maar dat wil niet zeggen dat ik het begrijp. Of dat ik de dood begrijp. Laat staan dat ik het leven begrijp. Ik snap het wel, maar ik begrijp er niets van.
En hoe komt dat dat ik er niets van begrijp. Welnu, dat heeft Jiddu Krishnamurti (1895-1986) me duidelijk gemaakt. Het volgende citaat komt uit het boek ‘Wat is waar? Over leven en dood’. “Neem bijvoorbeeld wat er met veel mensen gebeurt als ze beheerst worden door het verdriet van de dood. Iemand van wie je houdt gaat dood en ze vertellen je, of je leest het, dat er een leven na de dood is, dat de persoon van wie je houdt in een andere wereld verder leeft en dat je in de toekomst weer met hem of haar samen zult zijn. Je intense verlangen om de dood te begrijpen wordt door die verklaring gegrepen en tevredengesteld, maar als je echt goed nadenkt, zul je beseffen dat je het probleem van de dood niet hebt opgelost, maar het alleen maar naar de toekomst hebt verschoven.”
Door het lezen van dit citaat werd het me helder. Vragen die te maken hebben met leven en dood zijn geen raadsels die met ons denkhoofd opgelost kunnen worden. Het leven is geen cryptogram in de zaterdagkrant en de dood geen kruiswoordpuzzle in een internet-magazine.
De vraag of we in een leven na de dood geloven en de vraag of we in reïncarnatie geloven komen vaak voort uit zelfzuchtigheid. De Indiase filosofie vraagt me niet om in reïncarnatie te geloven, ze vraagt me om de cyclische samenhang van leven en dood te snappen. Vaak stellen we de vragen vanuit ego-perspectief. Zal ik wel voorbestaan na de dood, zal ik wel wederkeren na dit leven? En de antwoorden op deze vragen zijn dan niet meer dan ideeën waar we ons meester van willen maken. Nog eens Krishnamurti: “Het eeuwige is de diepgaande bezinning op het nu. Als je inzicht in het nu kunt hebben, in alles wat het betekent, in al zijn rijkdom, in al wat het omvat, dan heb je inzicht in alles wat tijd is en ben je daarmee aan de tijd ontstegen”.