“Terwijl hij de gelederen van links naar rechts in zich opnam, ging er van de ontzagwekkende aanblik geen dreiging meer uit en werd zijn gemoedsrust er niet meer door verstoord.” In het prachtige Indiase epos de Bhagavad Gita wens Arjuna zich tot Krishna die hem met een zachte, kalme blik aankeek, zo vertelt Mansukh Patel. Mansukh is de schrijver van het boek ‘Op weg met de Bhagavad Gita’. Hij verhaalt daarin hoe Krishna aan Arjuna uitlegt hoe de wereld in elkaar zit. “De meeste mensen leven op het niveau van de wereld,” zo vat Patel de boodschap van de Gita samen, “waarbij zij proberen het geestelijke principe te begrijpen. Dit lijkt op de eindigheid die probeert vat te krijgen op de oneindigheid.” En om deze uitspraak kracht bij te zetten herinnert Krishna zich een oud vedisch verhaal.
“Er was eens een jongen die Svetaketu heette,” zei Hij. “Op een dag vroeg zijn vader hem wat hij van al zijn leven had opgestoken. “Ik heb geleerd dat de sterren een ritme hebben en dat de planeten worden aangestuurd door hun vader en moeder, de zon en de maan,” antwoordde zijn zoon. Zijn vader schudde zijn hoofd en zei: “Maar heb je dat ene geleerd waardoor alles gekend wordt, als je het eenmaal weet?” En zijn vader vroeg hem een vrucht te brengen. Svetaketu klom in de boom, plukte een vrucht en gaf hem gehoorzaam aan zijn vader. “Snijd de vrucht in tweeën en zeg me wat je ziet,” zei de vader. “Ik zie zaadjes,” zei de jongen. “Pak een zaadje en snijd het doormidden. Wat zie je nu?” “Vader, ik zie niets,” antwoordde Svetaketu verbaasd. “En uit dat niets is deze hele boom ontsproten,” zei zijn vader, wijzend op de boom. “Je moet het mysterie van dat niets ontdekken,” vervolgde hij, “want het eeuwige is boven het denken verheven en volkomen onzichtbaar. Het is de bron van al wat geschapen is. Hij is de Ziel van het licht.
Het knappe van de wijze waarop Mansukh Patel het vertelt is dat we kunnen volgen hoe de dialogen tussen Krishna en Arjuna zich ontwikkelen. De levenslessen van Krishna aan Arjuna ademen klassieke spiritualiteit in een modern jasje. En daar gaat het verhaal van Svetaketu verder. “Kunt u mij eerst het wezen van prakriti uitleggen,” vroeg Svetaketu, “dat ook wel het veld wordt genoemd?” Zijn vader knikte instemmend. “Men vroeg eens aan een wijze man,” begon hij, “wat zijn beroep was.” Hij antwoordde dat hij een eenvoudige boer was. “Hoeveel land bezit U?” “Een stukje van ruim anderhalve meter,” antwoordde de wijsgeer.
De man liet een luide lach horen. “Wat kun je verbouwen op zo”n stukje land?” zei hij spottend. “Mijn veld,” zei de wijze man, “bestaat uit mijn lichaam; al mijn gedachten en handelingen zijn het zaad die mij een oogst opleveren van vreugde of verdriet in overeenstemming met mijn karma. Op een veld kun je verbouwen wat je wilt,” gaf hij als uitleg, “en wat je er zaait zul je oogsten. In de vruchtbare aarde van de geest die in ons lichaam huist, kweken wij al onze goede en slechte gedachten. Daar schieten al onze verlangens, hoop en angst wortel en groeien zij uit tot onze ervaringen. Je lichaam is als een veld waarin al je goede of slechte handelingen oogst van vreugde of verdriet zullen geven. Iedereen heeft dezelfde mogelijkheid om een volmaakte oogst van geluk en vervulling voort te brengen afhankelijk van wat men zaait.”