Ik woon op de negende etage en kijk uit over de duinen en een stukje zee bij Egmond aan Zee. Dit betekent dat ik ook vaak naar prachtige luchten kijk en ook naar een heldere sterrenhemel. Als ik tijdens een heldere nacht naar de hemel kijk en wat doormijmer, kan ik me heel klein voelen en ook de betrekkelijkheid van de dingen inzien. De snelheid waarmee het licht zich verplaatst (300.000 kilometer per seconde), het licht van de zon, heeft ongeveer acht minuten nodig om de Aarde te bereiken. De meeste astrofysica zijn het hierover wel eens. Waar de wat meer conventionele wetenschappers moeite mee hebben is de omstreden theorie dat we de zon eigenlijk zien zoals hij in het verleden was – een zon die acht minuten geleden bestond. Dit inzicht leidde tot nachtelijke mijmeringen die ik even wil delen..
Als je deze redenering doortrekt kom je tot verbazingwekkende conclusies. Wat kan het betekenen dat er tussen het tijdstip waarop de zon zijn licht vanuit zijn massa uitstraalt en het tijdstip dat dit onze planeet bereikt, een interval van acht minuten zit? Vedische wijzen en de Maya’s wisten het al dat van die acht minuten vertraging in de lichtreis van de zon naar de aarde. Ze hadden weet van de illusies van de lineaire tijd, het proces van de dood en wedergeboorte en het bestaan van parallelle universa. Wanneer we uitgaan van de eenvoudige berekening van de lichtsnelheid, moet het wel duidelijk zijn dat hoe verder een hemellichaam van ons is verwijderd, des te langer het licht erover zal doen om ons te bereiken. Astrofysici vertellen ons dat de helderste sterren aan de nachtelijke hemel zoveel miljoenen kilometers van de aarde zijn verwijderd, dat het jaren duurt voordat hun licht ons bereikt… Wanneer ik vanuit mijn negende etage naar de sterren kijk, sta ik stil bij de mogelijkheid dat ik in feite naar sterren en planeten kijk, zoals die vele jaren geleden bestonden. De gevolgen van deze theorie zijn ontzagwekkend, want ik kijk naar sterren die miljoenen kilometers van de aarde verwijderd zijn en wellicht niet meer bestaan. Misschien zijn ze wel in de loop van hun evolutie allang opgebrand, geëxplodeerd. In feite kijk ik dus naar een soort tijdmachine; wat ik met mijn ogen waarneem en astronomen door de geavanceerde telescopen zien, is het licht van de sterren, verre sterrenstelsels en de reflectie van hemellichamen zoals zij tientallen, honderden of duizenden jaren geleden bestonden.
Maar andersom gebeurt hetzelfde. Als ik met mijn ogen het licht van een hemellichaam zie en dus in feite in het verleden kijk, geldt dit ook voor andere sterrenkijkers (als we uitgaan van buitenaards leven) die honderden lichtjaren van de aarde verwijderd wonen. Zouden zij dan niet, vanuit hun perspectief, met een vertraging van honderden jaren vanaf nu onze huidige werkelijkheid bekijken? Stel je eens voor dat er een hele verre planeet is die zover van ons zonnestelsel verwijderd is, dat zijn bewoners de aarde zien zoals die er tweeduizend jaar geleden rond de tijd van Christus uitzag. Doorredenerend zouden bewoners van andere planeten in een verre toekomst naar een stervende aarde kijken zoals we ook kijken naar stervende planeten. Trouwens, als tijd betrekkelijk is, kunnen wezens vanuit andere dimensies, naar de aarde kijken in de tijd van Krishna en Arjuna en tegelijk getuige zijn van de aarde in de eenentwintigste eeuw.
Mijmeringen als deze maken je heel bescheiden. Je ziet de betrekkelijkheid in van onze werkelijkheid. Zelfs als ik met iemand spreek, kijk ik in het verleden. Het beeld van hem of haar is immers ook licht wat er een bepaalde tijd over heeft gedaan om mijn ogen te bereiken. Dus wat ik ook zie of waarneem heeft altijd al plaatsgevonden.
Tijd, zoals wij die vanuit de begrenzingen van de driedimensionale ‘werkelijkheid’ ervaren, is eigenlijk een volledig kunstmatig kunstwerk. Onze waarneming is immers gebaseerd op een lineaire constructie van een of ander vaag verleden, een illusoir, ondefinieerbaar heden en toekomst van het geprojecteerde. Vanuit de hogere octaven wordt wat we waarnemen als verleden, heden en toekomst, beschouwd als iets wat gelijktijdig en naast elkaar bestaat. We spreken over overleden geliefden en grote figuren uit de geschiedenis die er niet meer zijn, terwijl ze er in feite nog steeds zijn, zij het in een andere dimensie. Ze zijn er altijd geweest en zullen er altijd zijn. Niet alleen God is die was, is en komen zal. Als spirituele, goddelijke wezens waren we, zijn we en zullen we er ook altijd zijn. Wel verandert de vorm van ons bestaan maar niet de tijd.
Boeiende gedachten: kijken naar het verleden en weet hebben dat een deel van ons de toekomst leeft…We zijn dus toch medescheppers die het verleden, het heden en de toekomst schiepen en… scheppen. We zijn spirituele, tijdloze wezens in een tijdelijk lichaam.
In de Upanishads, wordt over de dood gesproken, maar dan in de spirituele zin van het woord. In het hindoedenken is de dood ‘slechts’ een overgangsfase naar een ander leven of in het ultieme geval, om te komen tot moksha, verlossing. We were never born, we never died…
Als het helder weer is ga ik vannacht weer naar die stervende sterren kijken…
Opgaan, zinken en verblinken