Ik zal zo ongeveer 14 jaar zijn geweest toen mijn vader tegen een geloofsgenoot van de zwaar orthodox-gereformeerde kerk, ook wel “zwarte kousenkerk genoemd, uitriep: ‘die jongen is een christelijk-hindoe- joden -jongetje’. Hij kon op dat moment niet weten dat hij de spijker op de kop sloeg. Nee, hij was bepaald not amused over mijn twijfels over die gereformeerde leer die erop neerkwam dat je je best moest doen om je tot de HEERE (ja met twee e’s!) moest bekeren maar dat je nooit zeker kon weten of je uitverkoren was. Ze hadden het dan over de predestinatie (uitverkiezing).
Een gekmakend geloof
Er kwamen dus maar heel weinig mensen in de hemel, wat mij voor God niet zo leuk leek: eerst de wereld scheppen en dan voor eeuwig met een klein clubje sombere geformeerden opgescheept zitten.
Ik kon daarover met m’n vader niet in discussie gaan, vooral omdat hij nogal losse handen had, maar ik had wel eens gezegd dat ik me niet kon voorstellen dat mensen in Afrika en India niet in de hemel kwamen. Toen ik op 18-jarige leeftijd op eigen benen kwam te staan en besloot mij los te maken van die kerk vielen de ouderlingen haast van hun stoel toen ik hen duidelijk maakte dat ik niet langer tot hun club wilde behoren. Ze gingen hoofdschuddend weg. In hun ogen was ik reddeloos verloren.
Toen ik veel later bij de EO en later als politiek Haags journalist, (waar mijn ogen verder opengingen) bij het Reformatorisch dagblad werkte, ging het na mijn scheiding in ’85 in de ogen van ex -geloofsgenoten bergafwaarts toen ik als chef- redacteur en voorlichter bij de in hun ogen socialistische ambtenarenvakbond AbvaKabo ging werken.
En helemaal ging het in hun ogen de verkeerde kant op, toen ik mij na mijn vertrek bij de AbvaKabo, ging verdiepen in theosofie en de leringen van mw. Blavatsky. Ook verdiepte ik mij in het nieuwwtijds (new age) denken en begon o.a. daarover te publiceren. Ik had over die new age sfeer ook zo m’n twijfels, vooral als het ging over, naar mijn gevoel, wat zweverige uitingen. Mensen beweerden bijvoorbeeld Maria, Jezus en de aartsengel Michael etc. door te krijgen maar ik had daar niet zoveel mee. Ze hadden ook overal een antwoord op en het begrip karma werd te pas en te onpas gebruikt.
Toen ik dat een keer kenbaar maakte kreeg ik te horen dat mijn “engel – commissaris” over mij zou oordelen.
Tja…
Mijn zoektocht naar de “waarheid” ging verder, maar ik kwam er achter dat Krishnamurti gelijk had, dat de waarheid een land zonder paden is. Ik werd steeds meer vrijdenker en kwam uiteindelijk uit bij het hindoeïsme waar iedereen op een eigen manier op zoek mag gaan naar de waarheid.
Aat-Lambèrt de Kwant
Religie-journalist/publicist en researcher bij OHM
Lees ook Deel II