Ouderen en spiritualiteit


spirioud.jpgAls tiener vroeg ik eens aan een tante van ruim tachtig jaar met een gezicht als een verschrompeld appeltje: Tante Rietje, voelt u zich ook zo oud als u er uitziet? Een wat onbetamelijke maar eerlijke vraag. Ik wilde graag weten hoe dat aanvoelde. Zij antwoordde: Nee, ik voel mij geen dag ouder dan jij. Maar als ik in de spiegel kijk, schrik ik wel. Dat ben ik nooit vergeten. Het gevoel van oud was er dus niet. Zij appelleerde waarschijnlijk aan iets anders, maar aan wat? Toch schrok ze als ze in de spiegel keek. Vond zij dat ze niet het oude lichaam was? Maar wat was er dan? Haar antwoord en mijn vragen hebben mij alert gemaakt voor antwoorden
van jongeren en ouderen met betrekking tot ouder worden en
spiritualiteit.

Toen in de jaren zestig het boekje God is dood uitkwam, deed dat veel stof
opwaaien. Het was het begin van de storm die een ommezwaai van en veranderingen in de kerken en het godsdienstig denken veroorzaakte. De normen en waarden waaiden als bladeren in de late herfst van de bomen.

Soms met recht, soms ten onrechte. Veel mensen raakten in verwarring doordat alles in de maatschappij en vooral in de rooms-katholieke kerk veranderde. Deze verwarring constateerde ik toen ik in de jaren zeventig yogales gaf in een roomskatholiek bejaardentehuis. Alles wat de bewoners in hun jonge jaren thuis en in de kerk geleerd hadden, was aan het veranderen. Heel veel was fundamenteel aangetast of verdwenen waardoor er voor hen maar weinig houvast was overgebleven.

Als je in een bejaarden- of verzorgingstehuis komt wonen, heb je -als het goed is – je fysieke beperkingen al voor een deel geaccepteerd. Daarbij komt dan echter nog de beperkte woonruimte waarmee je steeds wordt geconfronteerd. Als dan ook het godsdienstige houvast nog wegvalt, komen veel ouderen in de problemen. Wij hebben tijdens de lessen veel gesproken over het verschil tussen godsdienst en religie en over echt religieus zijn. De godsdienst uit hun jeugd was aannemen wat je geleerd werd. Religie daarentegen is een verbinding maken. Dat leidt naar een spiritueel leven met als enig gezag je eigen innerlijk.

Hierbij waren de spirituele mudras (handhoudingen) een echte ondersteuning. In plaats van het gezag van buitenaf op zich te laten inwerken, leerden zij naar het eigen innerlijk toe te werken en de eigen verbinding met het goddelijke centraal te stellen. Zij leerden voelen hoe de spirituele handhoudingen gingen werken wanneer ze hun aandacht op de werking en daarna op de uitwerking daarvan richtten. Het leren voelen en leren verwoorden van de handhoudingen is een openbaring op zichzelf geweest.

Handen vouwen was voordien een routinegebaar geweest; het werd een wezenlijk contact maken en toelaten van de stilte. Wanneer ik nu om mij heen kijk en met ouderen over ouder worden en spiritualiteit praat, constateer ik dat er vooral bij hen die in de jaren zestig en zeventig alles over boord hebben gezet en nergens meer aan deden een oud verlangen naar boven is gekomen, een verlangen naar het geloof van hun jeugd.

Vanuit dit verlangen wordt het verleden opnieuw bezien en wordt de weg naar innerlijke verdieping ingeslagen, maar nu veel bewuster, zelfstandiger en spiritueler dan in het verleden. Dit leidt tot het ontdekken van de gedachten en gevoelens met betrekking tot het religieuze gebeuren in hun bestaan; deze behoeven niet meer weggedrukt te worden, maar mogen er zijn. Anderen hebben zich soms vastgebeten in het idee dat er na dit leven niets meer is. Echter, bij een ernstige of terminale ziekte dringen zich soms vragen op met een dwingend karakter en vraagt de patiënt toch om een gesprek, de ziekenzalving en soms zelfs om gedoopt te worden. Echte gesprekken ontstaan op een bepaald moment soms vanzelf of worden op verzoek gevoerd.

Goed luisteren is hierbij erg belangrijk; de antwoorden komen dan vanzelf zonder tussenkomst van het denken. Luisteren en zien; dan zie je dat het wezenlijke probleem van de mens een religieus probleem is. Godsdienst kan leiden tot fanatisme, religie leidt tot harmonie. Dan ben ik mijn broeders hoeder en deel ik mijn brood met de hongerigen.

Zo lang religie geen wezenlijk deel van de mensen zal zijn, zullen oorlogen, geweld en agressie de mensen blijven teisteren. Het willen hebben van macht of van materiële zaken zal dan de boventoon blijven voeren zowel in de politiek als in alle geledingen van de maatschappij. Wat kunnen wij als ouderen daaraan doen? Op de eerste plaats laten zien dat ouder worden geen straf is. Op de tweede plaats tonen dat de oudere veel interesse heeft, actief en ondernemend is en zeer betrokken bij de hele samenleving; liefdevol naar zijn omgeving kijkt en handelt vanuit een religieus vertrouwen.

De zin van het leven is het leven zelf, dat geleefd wordt in harmonie wat zichtbare spiritualiteit voor de ander kan zijn. Maar elk mens zal in het leven de keus moeten maken en bepalen wat voor haar of hem de zin van leven is. Als het goed is, zal het een mens vergaan als in het bijbelse verhaal over de verloren zoon, die na veel ervaringen weer huiswaarts keert en welkom wordt geheten. Dit thuis is onze Oorsprong waaruit alles ontstaat en tevens de Schoot waarin alles weer wordt opgenomen.

OHM Vani, auteur: Rita Beintema

Delen via:
comments powered by Disqus