‘Het leven is als een pad waarop je wandelt en de stappen zet die je brengen naar het doel van je liefde. Het leven is de weg hiertoe. Het leven is de sleutel waarmee je de poort open kunt maken die je de toegang verschaft tot het huis waarin we samen wonen.’.
Prachtige woorden van dichteres Maria Hillen. In deze zinnen beschrijft ze het leven als een spiritueel pad van groei en innerlijke ontwikkeling. OHM-directeur Chander Mathura ziet het als een uitdaging om de spirituele kanten van het moderne hindoeïsme tot uitdrukking te brengen in de programmering. Deze uitdaging loopt als een rode draad door de programma’s van de komende jaren. De radioredactie ziet het als haar taak om de weg van het hindoeïsme te verklanken in termen van persoonlijke groei, innerlijke ontwikkeling en duurzame verantwoordelijkheid.
De redactie voelt zich daarbij gesteund door zeer eigentijdse spirituele denkers als Mansukh Patel en Karen Armstrong. Eén van de beste spirituele boeken van het afgelopen decennium is het boek ‘Op weg met de Bhagavad Gita’ van Mansukh Patel. Op weergaloze wijze volgt Patel de dialogen tussen Shri Krishna en Arjuna in de Gita. Patel maakt de Gita inzichtelijk voor westerlingen. In het boek gebruikt Patel tientallen verhalen uit de hindoe-traditie die ons helpen de essentie van het leven te zien als een spirituele groeiweg.
Een prachtige uitleg van onze groeiweg is het verhaal van Svetaketu. ‘Kunt u mij eerst het wezen van prakriti uitleggen,’ vroeg Svetaketu, ‘dat ook wel het veld wordt genoemd?’ Zijn vader knikte instemmend. ‘Men vroeg eens aan een wijze man,’ begon hij, ‘wat zijn beroep was.’ Hij antwoordde dat hij een eenvoudige boer was. ‘Hoeveel land bezit U?’ ‘Een stukje van ruim anderhalve meter,’ antwoordde de wijsgeer. De man liet een luide lach horen. ‘Wat kun je verbouwen op zo’n stukje land?’ zei hij spottend. ‘Mijn veld,’ zei de wijze man, ‘bestaat uit mijn lichaam; al mijn gedachten en handelingen zijn het zaad die mij een oogst opleveren van vreugde of verdriet in overeenstemming met mijn karma.’
‘Op een veld kun je verbouwen wat je wilt,’ gaf hij als uitleg, ‘en wat je er zaait zul je oogsten. In de vruchtbare aarde van de geest die in ons lichaam huist, kweken wij al onze goede en slechte gedachten. Daar schieten al onze verlangens, hoop en angst wortel en groeien zij uit tot onze ervaringen. Je lichaam is als een veld waarin al je goede of slechte handelingen oogst van vreugde of verdriet zullen geven. Iedereen heeft dezelfde mogelijkheid om een volmaakte oogst van geluk en vervulling voort te brengen afhankelijk van wat men zaait.’
Scharnierpunt
In het boek De grote transformatie beschrijft godsdienstwetenschapper Karen Armstrong de periode van 900 tot 200 voor Christus, een periode in de wereldgeschiedenis die een scharnierpunt vormde voor de geestelijke ontwikkeling van de mensheid. In het boek neemt de groeiweg van het hindoeïsme een zeer belangrijke plaats in. Armstrong legt uit dat theologische overtuigingen in de wereld van Bhagavad Gita en de Mahabaratha totaal oninteressant waren. ‘De wijzen waren er in elk geval niet op uit hun eigen visie op de werkelijkheid aan anderen op te dringen. Het was essentieel alles ter discussie te stellen en elke leer empirisch aan je persoonlijke ervaring te toetsen.’ Een cultuurperiode was over zijn hoogtepunt heen als de wijzen de nadruk begonnen te leggen op verplichte doctrines. Armstrong beschrijft hoe in de Spiltijd, de periode van 900 tot 200 voor aanvang van onze jaartelling de grote wereldreligies zijn ontstaan: hindoeïsme en boeddhisme in India, confucianisme en taoïsme in China, monotheïsme in Israël en het filosofisch rationalisme in Griekenland. ‘Het was,’ zo valt te lezen, ‘de periode van de mystici van de Upanishads, maar ook van Socrates, Confucius en Jeremia. Gedurende deze periode van intense creativiteit bereidden geniale spirituele en filosofische denkers de weg voor een volkomen nieuw soort menselijke ervaring.’
Empathie en mededogen
Armstrong ziet parallen tussen het oude India waarin de Vedische teksten, de Upanishads, als ook de Bhagavad Gita en de Mahabaratha hun beslag kregen. ‘In de tiende eeuw voor aanvang van onze jaartelling kregen mensen belangstelling voor rituelen. In de negende eeuw kwam het idee op dat er ook nog iets anders bestond dan het eigen ik. In de achtste eeuw ontstond er kennis van de menselijke mogelijkheden tot verandering. In de zevende eeuw was er voor het eerst sprake van aandacht voor het menselijke lijden. Vervolgens kwam de barmhartigheid in beeld. De zorg voor iedereen kwam in de vierde eeuw op. De gedachte dat alles één was stamt uit de derde eeuw. Dat de wereld één geheel is, wat we nu globalisering noemen, hebben we aan de tweede eeuw te danken. Toen was het een tijd stil om plaats te maken voor een van de grootse geschenken aan de mensheid. Het goddelijke moest gestalte krijgen in de liefde van de mens voor zijn medemens.’
Vertaald in termen van de Hindoetraditie betekent de grote kracht van de boodschap van Shri Krishna aan Arjuna dat er een nieuwe vorm van religie aan de mensheid geschonken werd. In de Bhagavad Gita betekent religie die dingen doen die jou zelf diepgaand veranderen. Het ging er niet om wat je je ‘geloofde’, maar wat je deed, hoe je je gedroeg. ‘De enige manier waarop je Brahman kon ontmoeten, was door een leven van compassie.’ Dit betekende dat je bereid moest zijn te veranderen. Het doel van de wijsheid werd een heel andere mens te scheppen. Alle wijzen predikten een spiritualiteit van empathie en mededogen; ze stonden erop dat mensen hun egoïsme en hebzucht, hun gewelddadigheid en liefdeloosheid lieten varen. Voor de wijzen uit de Spiltijd draaide religie om respect voor de heilige rechten van anderen en niet om orthodox geloof. Als mensen zich vriendelijk en grootmoedig gedroegen tegenover anderen, konden ze de wereld redden.
Rinus van Warven
Uit: OHM Vani 2012 nr.1
Mansukh Patel, Op weg met de Bhagavad Gita, deel I, De essentie van de reis, Stichting Life Foundation International, ISBN 90 805999-3-x
Karen Armstrong, De grote transformatie, Het begin van onze religieuze tradities, Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, ISBN 90 2341 905 7