Music comes closest to meditation
Osho
Deze wekelijkse blogs gaan doorgaans over het moment waarop ik ze schrijf. Wat houdt me op dit moment bezig? Wat raakt me, wat drijft me. Net als vorige keer is het weer muziek, mijn voortdurende inspiratiebron. Muziek is dankzij haar meerduidige concreetheid, een hoogst intieme, persoonlijke aangelegenheid, die slechts van hart tot hart, van mens tot mens kan werken, zei de joods-Duitse componist Felix Mendelssohn Bartholdy.
Maar er is ook muziek die op aarde zelden gehoord werd, maar de laatste jaren wel verklankt wordt. Het zijn vooral mensen met een bijna-doodervaring die de prachtige, onaardse muziek die ze horen op een heel diep innerlijk niveau ervaren en die willen verklanken. Geen new-age zoetgevooisde klanken, harpjes of rustgevende muziek, maar muziek die je zelden hoort. Mensen met een bijna-doodervaring herkennen wel “Structures from Silence” van Steve Roach als de muziek die zij aan de andere kant hoorden. Muziek voorbij de emotionele kant die we gewoonlijk associëren met de muziek op Aarde. Ik kom daar later nog op terug.
Mijn keuze voor de muziek die mij raakte, werd thuis niet begrepen en zelfs tegengewerkt. Ik ben opgegroeid met héél langzaam gezongen berijmde psalmen; gezangen waren van de duivel! Ook het harmonium (de psalmenpomp) speelde een belangrijke rol. Mijn vader speelde, wij zongen, althans als ik niet naar boven werd getrapt omdat ik zo ‘duivels’ keek. Maarten ’t Hart en Jan Siebelink hebben hun gereformeerde jeugd uitputtend beschreven. Vooral de verstikkende sfeer van de ‘bevindelijke’ gereformeerde sfeer die Siebelink beschrijft, is voor mij heel herkenbaar. In mijn geval kwam daar nog het nodige geweld aan te pas; een vader die ’s morgens in de kerk preken voorlas (hij was lerend ouderling) en later op de dag thuis de tiran uithing die er vaak op lossloeg. Ik heb altijd zo mijn vragen gehad over dat bekrompen milieu waarin zowat de hele wereld naar de hel ging en de hemel slechts voor de echte ‘kinderen des Heren’ (en dat waren er maar bitter weinig) bereikbaar was.
Het was de wraakzuchtige God van het oude testament in z’n meest extreme vorm die hier domineerde en waarin in o.a. SGP-kring nog steeds met grote vrees geloofd wordt (de Vreze des Heren). Zelf kon ik mij moeilijk voorstellen dat mensen die niet tot onze club behoorden, en masse naar de hel gingen en ik kreeg ook belangstelling voor wat andere kerken en religies leerden. Mijn vader noemde mij later dan ook ‘een christelijk, mohammedaanse hindoe-joden jongetje’ waarmee hij ongewild mijn latere spirituele (interreligieuze) ontwikkeling schetste. Het was dan ook verrassend toen ik zo’n twaalf jaar geleden (straks twaalfenhalf jaar!) gevraagd werd als researcher voor OHM te gaan werken. Het past naadloos in mijn spirituele ontwikkeling.
Merkwaardig genoeg werd er thuis niet op gelet welke boeken ik zoal uit de bibliotheek meesjouwde. Ik las alles wat ik te pakken kon krijgen en zoog alles gretig in als een spons. Mijn voorkeur voor andere muziek dan psalmen en het orgelspel van Feike Asma en Piet van Egmond (dat mocht wel) werd er als het ware uitgeramd, vooral toen ik met een elpee kwam aanzetten van Joan Baez. Een concert van Joan Baez was eigenlijk een soort linkse hoogmis, waarin de hoop op een betere wereld en het geloof in de goedheid van de mens nieuw leven domineerde. En voor dat gereformeerde jongetje was het vooral genieten als zij tijdens concerten iedereen het stichtelijke Amazing Grace liet meezingen. Voor mij een substituut voor de alle gevoel verstikkende zwarte-kousenkerk met vrouwen met witte gezichten en knotjes en mannen met granieten, harde koppen.
De elpee moest ik omruilen voor een met orgel. En later kreeg ik zelfs bonje toen ik thuiskwam met een plaat met het concert voor twee violen van Bach. De afbeelding van de violiste Emmy Verhey, met toen nog prachtig lang haar deed mijn vader in woede ontsteken. ‘Weg met die hoer uit mijn huis!’
Hoe dan ook, in zowel religieus, spiritueel en muzikaal opzicht ben ik mijn eigen-wijze weg gegaan; via de EO, CV-Koers en EO naar de door mij opgerichte spirituele cafés en nu dus OHM, en mijn verdere verdieping in de Veda’s. A way alone, dat wel!
Meditatieve muziekstijlen
Ik ga nog even door op waarmee ik vorige keer eindigde: muziek moet meer bereiken dan je zintuigen en je op een dieper niveau brengen. Ik markeerde hiermee het verschil tussen westerse en oosterse muziek. Toch gaat dit niet op voor alle muziek van westerse componisten. Musica animae levamen (de muziek is een medicijn voor de ziel). En dat is wat tal van componisten gedaan hebben, waarbij ze niet zelden oude maar ook hedendaagse oosterse teksten in hun werken verwerkten, zoals Frank Bridge dat deed met liederen van Tagore. Rabindranath Tagore was een Bengaals dichter, wijsgeer, toneelschrijver, romanschrijver en mysticus, die zijn faam vooral te danken heeft aan zijn gedichten die nog steeds velen aanspreken, zoals ik ook er diep door geraakt wordt. Ik draai dan ook regelmatig een cd met liederen van hem, zoals enkele jaren geleden ergens in de stilte van de Hoge Veluwe waar ik de volumeknop lekker hard kon zetten. De zon ging net onder wat de weemoedige sfeer van deze muziek een extra dimensie gaf.
Muziek is een ingang tot mijn ziel, in dit geval dus Tagore. Wat mij ook treft zijn drie liederen op tekst van Rabindranath Tagore, een compositie van Frank Bridge. In feite niet één compositie, maar meer een verzameling van drie toonzettingen die verspreid over een aantal jaren op papier is gezet. De enige verbintenis is Rabindranath Tagore en zijn gedichtenbundel The Gardener die in 1913 verscheen. Uiteraard paste Bridge zijn stijl van componeren aan aan de exotische gedichten. Ze kregen een wat Oosters karakter mee met een pentatonische setting, het zingen gaat richting het declameren; een techniek die hij veel later ook zou toepassen bij bijvoorbeeld Oration. Lied 1 bestaat uit de toonzetting van Day after day. De basis werd gevormd door een titelloos gedicht (nr.20) uit The Gardener uit 1913. Bridge maakte zelf de vertaling vanuit het Hindu. In januari 1922 was hij er klaar mee. Hij schreef het voor mezzosopraan en orkest.[1]
Day after day he comes and goes away.
Go, and give him a flower from my hair, my friend.
If he asks who was it that sent it, I entreat you do not tell him my name
for he only comes and goes away.
He sits on the dust under the tree.
Spread there a seat with flowers and leaves, my friend.
His eyes are sad, and they bring sadness to my heart.
He does not speak what he has in mind;
he only comes and goes away.
Zoals ook de muziek uit het Oosten westerse componisten heeft beïnvloed, waren het vooral de teksten die velen in hun werken verwerkten, zoals ook Frank Bridge maar ook Zia Fariddudin Dagar, een Dhrupadzanger uit India. Deze vorm van zang behoort tot één van de meest meditatieve muziekstijlen. Ik ervaar deze muziek als het ware als stille muziek, muziek ontslaat vanuit de stilte, zoals ik dat vooral bij Oosterse muziek ervaar.
Ik verheug me daarom nu al op 7 oktober, op de avond Authentieke Muziek uit India; Great masters live in Concert. Echt Indiase klassieke muziek met Ronu Majumdar – bamboefluit ( bansuri) Siddharth Krishna – sitar en Indranil Mallick – tabla (http://www.saraswatiart.nl). Muziek die niet zozeer mijn zintuigen streelt, maar mijn diepere lagen raakt, soms heel confronterend! M’n levensverhaal: mijn hunkering, mijn zoektocht naar klanken die mijn ziel raken. Mijn zoektocht naar het Licht…
Aat-Lambèrt de Kwant
Reageren: info@ohmnet.nl
[1] Uitgave Chandos: BBC National Orchestra of Wales o l.v. Richard Hickox, sopraan Sarah Connolly; liederen 1 en 2 in een opname van 2004;