Een poging wagen om de uiterlijke onbekende kosmos te doorgronden wordt een tricky onderneming op het moment dat de menselijke middenkamer niet eerst is verkend. Ik gebruik hier heel bewust het woord middenkamer en niet een aanduiding als het Hart, want daar hebben we als westerlingen veel te orgaanassociaties bij. Stel de gemiddelde spirituele zoeker voor om op zoek te gaan naar het innerlijke licht of het innerlijke kind, de kans is groot dat deze mens te teleurgesteld raakt als er naar binnengekeken wordt en er is nergens een waxine-lichtje te vinden. Avatar Adi Da Samray heeft zijn devotees regelmatig de oren gewassen als ze weer eens op zoek gingen naar het licht in zichzelf. ‘Er is binnenin jou helemaal niets te vinden. Alleen maar botten en organen. We zijn op fysiek niveau niet meer dan een zak met botten en organen. En daar zit echt geen lampie of kacheltje tussen. Als je wat wilt dan zul je op zoek moeten gaan naar de het licht dat je Bent.’
Ook Osho probeerde dat helder te krijgen voor zijn devotees. Osho maakt duidelijk dat de mens klein is als je naar zijn lichaam kijkt, de mens is dwaas als je denk zijn denkvoelsysteem kijkt, maar de mens is tegelijkertijd enorm wijds als je naar zijn bewustzijn kijkt. In de mens komen drie dingen bij elkaar. Het lichaam, het denkvoelsysteem en bewustzijn. Ik gebruik voor dat laatste begrip geen lidwoord. Er is niet zoiets als Het bewustzijn, er voltrekt zich bewustzijn. Het wijdse, het oneindige laat zich ontmoeten in menselijk bewustzijn, in het gewaar-zijn. En Osho benoemt ook meteen datgene waar je je bewust van wordt als je mediteert: dat grenzen verschijnen en verdwijnen, opkomen en weer gaan.
Het lichaam bevat jou niet. Als ze dat apparaat opensnijden dat Arjuna genoemd wordt komen ze echt Arjuna niet tegen. ‘Jij’ bevat het lichaam. Osho verhaalt verder hoe wij mensen geneigd zijn om de denken dat wij bestaan in het lichaam. Dat klopt voor Osho voor geen meter. Het lichaam bestaat in jou. Jij bent uitgestrekter dan het lichaam, grootser dan je denkvoelsysteem, weidser dan het hele universum, ja alle onbekende dimensies van de kosmos bij elkaar. Jij bent groter dan de kosmos. Het is bewustzijn waarin dit alles verschijnt.
In de levenslessen van Krishna aan Arjuna, van de mentor aan zijn leerling, komt de klassieke spiritualiteit van de Indiase traditie terug in een uiterste modern jasje. In de Indiase traditie kent men ook het onderscheid tussen lichaam en geest, maar daar gaat het niet om zo’n gespletenheid als in de westerse traditie. In het Westen staat er als het ware een soort Berlijnse muur tussen het lichaam en de geest.
In India gebruikt men de woorden prakriti en purusha. Het woord prakriti verwijst zo wel naar het menselijk lichaam in het bijzonder, naar de menselijke natuurlijkheid, het creatuur-zijn in al zijn facetten inclusief dat complexe denkvoelsysteem, ook wel de BodyMind genoemd. En de prakriti verwijst ook naar de natuur van alle wezens, naar de creatuurlijkheid van alle schepselen. Bij de prakriti hoort de schaduwwereld van de emoties, van de gevangenis die het denken kan creëren in het lichaam, van het niet-ontwaakte licht.
Purusha is een afspiegeling van de innerlijke kosmos. Wat is het wezen van de Boeddha-bewustzijn, zo vraagt Osho zich af? De Boeddha-kwaliteit betekent het je bewust worden van de innerlijke ruimte, de innerlijke kosmos. Deze innerlijke ruimte, deze kosmos bestaat in de steen, in de bomen, in planten en dieren, in iedere man en vrouw. ‘Op het moment dat je je bewust wordt van deze innerlijke ruimte, dit innerlijke kosmos, wordt je bevrijd van alle vormen. Dat is vrijheid. Niet dat je vrij wordt, want in deze vrijheid kun ‘Jij” als persona, als persoon, als masker niet langer bestaat. In deze vrijheid bestaat het ‘Jij’ of ‘Ik’ niet langer. Het vrij en bevrijd worden betekent dat je bevrijd wordt van jezelf.’